Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhaling thema 4, les 10
Herhaling thema 4
Beeldspraak
hulpwerkwoord/ zelfstandigwerkwoord
gezegde & lijdendvoorwerp
bepaling van tijd en plaats.
1 / 34
suivant
Slide 1:
Diapositive
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 7
Cette leçon contient
34 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling thema 4
Beeldspraak
hulpwerkwoord/ zelfstandigwerkwoord
gezegde & lijdendvoorwerp
bepaling van tijd en plaats.
Slide 1 - Diapositive
Beeldspraak
Iets wat niet echt kan of wat je niet kan zijn.
a) Een vergelijking maken --> Hij is zo gek
als een pannekoek.
b) Een dood ding levend maken -->
De auto kroop
vooruit.
Slide 2 - Diapositive
Wat is de beeldspraak?
Het gebit van dat kind is een fietsenrek.
A
Het gebit
B
Het gebit van dat kind
C
is
D
Een fietsenrek
Slide 3 - Quiz
Wat is de beeldspraak?
Hij wordt zo rood als een tomaat.
A
als een tomaat
B
zo rood
C
hij
D
wordt
Slide 4 - Quiz
Wat is de beeldspraak?
De auto kwam hoestend en proestend op gang.
A
op gang
B
hoestend en proestend
C
de auto
D
kwam
Slide 5 - Quiz
Wat is de beeldspraak?
De tijd vliegt voorbij.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is de beeldspraak?
De meester is een kei in rekenen.
Slide 7 - Question ouverte
De tuin is een vuilnisbelt.
Slide 8 - Question ouverte
Hulpwerkwoord en zelfstandigwerkwoord
is gelopen.
is = hww gelopen = zww
Het hulpwerkwoord is altijd de persoonsvorm.
Staat er 1 werkwoord in de zin? ZWW.
Slide 9 - Diapositive
Wat is het gezegde?
Er wordt aan de deur gebeld.
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het hulpwerkwoord?
Er wordt aan de deur gebeld.
A
wordt
B
gebeld
Slide 11 - Quiz
Wat is het zelfstandigwerkwoord?
Er wordt aan de deur gebeld.
A
wordt
B
gebeld
Slide 12 - Quiz
Wat is het gezegde?
Heb jij iets gekocht?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het zelfstandigwerkwoord?
Heb jij iets gekocht?
A
heb
B
gekocht
Slide 14 - Quiz
Wat is het hulpwerkwoord?
Heb jij iets gekocht?
A
heb
B
gekocht
Slide 15 - Quiz
Wat is het gezegde?
Wij zijn naar de school gegaan.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is het hulpwerkwoord?
Wij zijn naar school gegaan.
A
zijn
B
gegaan
Slide 17 - Quiz
Wat is het zelfstandigwerkwoord?
Wij zijn naar school gegaan.
A
zijn
B
gegaan
Slide 18 - Quiz
Lijdend voorwerp
Wat/ wie + gezegde + onderwerp?
De muis eet een stuk kaas.
Wat eet de muis?
Lijdend voorwerp = een stuk kaas
Slide 19 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp? Bob is zijn huiswerk aan het maken.
A
Bob
B
is
C
is aan het maken
D
zijn huiswerk
Slide 20 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn oma geeft me een knuffel.
A
Mijn oma
B
een knuffel
C
geeft
D
me
Slide 21 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn vader leest de krant.
A
Mijn Vader
B
leest
C
de krant
Slide 22 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik eet elke dag een taartje.
Uitleg lijdend voorwerp
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje
Slide 23 - Quiz
Mijn huiswerk heb ik niet gemaakt.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Mijn huiswerk
B
heb gemaakt
C
ik
D
heb
Slide 24 - Quiz
Mijn broer ken ik door en door.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 25 - Question ouverte
Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp is
Slide 26 - Question ouverte
Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 27 - Question ouverte
Zij heeft een spel aan hem gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 28 - Question ouverte
Bepalingen
Ik liep gisteren naar school.
Tijd = Wanneer? = gisteren
Plaats = Waar? = naar school
Slide 29 - Diapositive
De politicus is vandaag gekozen
Wat is de bepaling?
A
Vandaag
B
gekozen
C
De politicus
D
is
Slide 30 - Quiz
Katja heeft thuis een taart bereid.
Wat is de bepaling?
A
Katja
B
Heeft bereid
C
Thuis
D
Een taart
Slide 31 - Quiz
Wat is de bepaling in de volgende zin:
Ik heb gisteren gespeeld.
A
ik
B
heb
C
gisteren
D
gespeeld
Slide 32 - Quiz
Wat is de bepaling van tijd in de volgende zin:
Het is dan veel te warm om iets te doen.
A
iets
B
warm
C
te doen
D
dan
Slide 33 - Quiz
Ik wil nu naar school.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
ik
B
wil
C
nu - naar school
D
nu
Slide 34 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
5vwo Chapitre 1 woordvolgorde
Octobre 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Frans
Enseignement Secondaire
SMS klas 5; het lijdend voorwerp thema 3.
Mars 2022
- Leçon avec
49 diapositives
Taalles
Primary Education
Age 10,11
W6 - zinsleer
Février 2024
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Octobre 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
lesson Monday after Xmas
Octobre 2022
- Leçon avec
27 diapositives
English
Upper Secondary (Key Stage 4)
de bijwoordelijke bepaling
Mai 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
taal thema 4
Février 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Basisschool
Groep 3,7