fascisme en communisme

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en communisme

KA 32 Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem.


1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en communisme

KA 32 Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem.


Slide 1 - Diapositive

de tijd van wereldoorlogen 1900-1950
  • KA 30 Economische wereldcrisis
  • KA 31 Racistisch en totalitair karakter van het nationaal socialisme
  • KA 32 Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem.

Slide 2 - Diapositive

Aan de slag
- Werken aan portfolio opdrachten
1. Samenvattingsopdrachten
2. Kenmerkende aspecten opdracht
3. Dagboekfragmenten

Vooruit werken:
Schema 'ideologieën' verder invullen

timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen jullie kenmerken van het fascisme en communisme benoemen en herkennen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Schema maken
Wat: Lees 'Mussolini en het fascisme' t/m 'totalitaire staat' Vul het schema in voor fascisme.
Hoe: Met behulp van het boek.  
Hulp nodig? Steek je hand op.
Tijd: 20 minuten. Tussentijdse bespreking na 10 min. 

Uitkomst: Een vergelijkende schema.
Klaar?: Lees 'Rusland na de oorlog' t/m een 'industriële samenleving' en vul het schema verder in.
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo


Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 9 - Diapositive

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 10 - Diapositive


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 11 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

Slide 12 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste: Sociaal-Darwinisme)


Slide 13 - Diapositive

 aan de slag
- Opdracht 2 en 3.
BLZ 36-37 in WB
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

  • Bijvoorbeeld: Er was te weinig gebiedsuitbreiding. Velen konden hun draai niet vinden in de maatschappij. Er was chaos met werkloosheid en stakingen. 
  • Fascisme was antidemocratisch, totalitair, gewelddadig en extreem nationalistisch
  • Bijvoorbeeld: Fascisten hielden een 'mars op Rome'. Mussolini dreigde de macht met geweld te grijpen als de regering niet aftrad. De koning benoemde toen Mussolini tot premier. 
  • In een totalitaire staat wil de overheid leven én denken van mensen beheersen. Dat lukt beter door indoctrinatie (systematisch ideeën opdringen). 
  • 10 Het idee van de grootheid van Mussolini werd met de grote M opgedrongen.
  • van een Romeins symbool voor staatsmacht: de fasces, een bundel roeden samengebonden rond een bijl.

Slide 15 - Diapositive

  • Bijvoorbeeld: Fascisme is gewelddadig, want de jongeren hebben een uniform en geweren.
  • Fascisme is totalitair en nationalistisch
  • Bron 4 Uit ‘De fascistische leer’ (Mussolini, 1932)

    De staat leert mensen hun maatschappelijke
    plicht
    , maakt hen bewust van hun missie,
    roept ze
    op tot eenheid, brengt hun belangen bijeen, draagt
    prestaties op het gebied van wetenschap en kunst
    over naar volgende generaties, ontwikkelt de mens
    van het primitieve niveau van de stam naar de
    hoogste expressie van macht: het imperium.
    De staat geeft aan volgende generaties de namen
    door van leiders die het grondgebied vergrootten
    en van genieën die aan de glorie van de natie hebben
    bijgedragen.
    Naar: www. histotheek.nl (1 april 2014). 

Slide 16 - Diapositive

Tussen de oorlogen
1918-1939

2.2 Fascisme en communisme

KA 32 Het totalitair karakter van het communistische politieke systeem.


Slide 17 - Diapositive

Aan de slag
- Werken aan portfolio opdrachten
1. Samenvattingsopdrachten
2. Kenmerkende aspecten opdracht
3. Dagboekfragmenten


timer
10:00

Slide 18 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen jullie kenmerken van het fascisme en communisme benoemen en herkennen.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 21 - Diapositive

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij.

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

Sprake van persoonsverheerlijking (van Stalin).

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie.
Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat
door middel van showprocessen.

Slide 25 - Diapositive


Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 26 - Diapositive

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 27 - Diapositive


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz

  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 28 - Diapositive



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Overigens meestal door eigen schuld: boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van het Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 29 - Diapositive


Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 30 - Diapositive



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 33 - Diapositive

Aan de slag
- Opdracht 5 en 8 maken
- Schema 'vergelijking ideologieën' afmaken
timer
10:00

Slide 34 - Diapositive

  • A
     B
     C
     D
  • Bijvoorbeeld: Kleine boerderijen leverden te weinig voor de groeiende bevolking in de stad. Grote agrarische bedrijven moesten met moderne werktuigen meer voedsel produceren. 
  • arbeiders (hamer) en boeren (sikkel) 

Slide 35 - Diapositive

  • Bijvoorbeeld: Ik denk dat de tekst betrouwbaar is, want die is van een ooggetuige die dit later verteld.  
  • De foto is betrouwbaar over het gehoorzame gedrag van deze boeren, maar is niet betrouwbaar over het denken van de mensen. Het lijkt op communistische propaganda. Mogelijk moesten deze boeren zo op de foto. 

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive