Vorbereitung toets Kapitel 7 Neue Kontakte

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vorbereitung toets Kapitel 7 Neue Kontakte

Toets Kapitel 7 

Donnerstag 28. November 2024

Grammatik bezittelijke voornaamwoorden

In de Nederlandse taal kennen jullie de bezittelijke voornaamwoorden

Ook in de Duitse taal zijn er die

ik = dat is mijn fiets (mijn = bezittelijk) 

ich = das ist mein Fahrrad (mein = bezittelijk) 

Wörter

Alleen de woorden van Kapitel 7 = Seite 62-63

Leer ook 

De zinnen op Seite 64

Grammatik 

- werkwoorden

- vraagwoorden

- lidwoorden der, die, das, die 

ein, eine, ein, eine

Oefen in ieder geval met deze link

https://wordwall.net/de/resource/52735219/fragewörter

en deze 

https://wordwall.net/de/resource/10056611/gt2b-quiz-verben

Tip

Oefen ieder dag een klein half uurtje!

verwerking in jouw brein gaat dan veel sneller

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. jij, u
2. mijn, jouw, jullie
3. onze, uw
4. hij, zij, ik

Bezittelijk voornaamwoord
uw

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein-
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
zijn

1. sein(e)
2. ihr(e)
3. mein(e)
4. dein(e)

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn

1. sein(e)
2. ihr(e)
3. mein(e)
4. dein(e)

De bezittelijke voornaamwoorden

Het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt om een bezit aan te geven. 

Het bezittelijk voornaamwoord

Regelmatige werkwoorden

pers. vnw	standaard	stam sis
ich	wohn e	heiß e
du	wohn st	heiß t !!
er/sie/es	wohn t	heiß t
wir	wohn en	heiß en
ihr	wohn t	heiß t
sie/Sie	wohn en	heiß en
	e-st-t-en-t-en	e-t-t-en-t-en

het regelmatige werkwoord stam eindigt -d/-t

werkwoorden op -ieren

geen ge

notiert

reserviert

Bezittelijk voornaamwoord:
jouw _______ Schwester

1. ihre
2. ihr
3. dein
4. deine

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw

1. Ihr-
2. ihr-
3. dein
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
zijn (Bruder)

1. sein
2. ihr
3. mein
4. dein

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn huis

1. sein Haus
2. ihr Haus
3. mein Haus
4. dein Haus

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: ons

1. sein(e)
2. unser(e)
3. mein(e)
4. dein(e)

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Zimmer

1. mein
2. meine

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Mutter

1. mein
2. meine

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Zimmer (o)

1. mein
2. meine

de boerderij

1. der Bauernhof
2. die Bauernhöfe

de douche

1. das Bett
2. die Küche
3. die Dusche
4. die Tür

bevallen

1. finden
2. spielen
3. bevallen
4. gefallen

schwierig

1. makkelijk
2. zwierig
3. gierig
4. moeilijk

staan - gestaan

1. stehn - gestehn
2. stehen - gestanden
3. stehen
4. tragen - getragen

gleich

1. meteen
2. gelijk
3. heel
4. raar

Vertaal onderstaande woorden:
benutzen
brauchen

ich	habe	gespielt
du	hast	gespielt
er/sie es	hat	gespielt
wir	haben	gespielt
ihr	habt	gespielt
sie/Sie	haben	gespielt

Het werkwoord 'spielen' in de voltooide tijd

'haben' en 'sein'

Herhaal nu de rijtjes van 'habe' en 'sein'! Deze heb je nodig voor het maken van de voltooide tijd.

üben voltooide tijd! 

https://deutsch.lingolia.com/de/grammatik/zeitformen/perfekt/uebungen