Herhalen hoofdstuk 2

Herhalen 2.1 t/m 2.5
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhalen 2.1 t/m 2.5

Slide 1 - Diapositive

Functie skelet
  • Stevigheid: rechtop staan
  • Beweging: spieren en gewrichten
  • Bescherming: organen
  • Vorm geven

Slide 2 - Diapositive

2 soorten beenderen
  • Pijpbeenderen: rond (houden je lichaam rechtop)
  • Platte beenderen: plat (beschermen kwetsbare organen)

Slide 3 - Diapositive

Waar bestaan botten uit? 
Botten bestaan uit beencellen die in ringen groeien. 

Ze maken tussencelstof dat bestaat uit veel kalk en een beetje lijmstof. 

Slide 4 - Diapositive

Botgroei:
Bot groeit in de lengte als in de breedte.

Lengtegroei
  • Vanuit de groeischijf kan het bot in de lengte groeien.
  • Tot het einde van de puberteit vindt botvorming vanuit het kraakbeen van de groeischijf plaats. Na de puberteit verdwijnen de groeischijven.
  • Je bent dan uitgegroeid.

Slide 5 - Diapositive

Kraakbeenweefsel
Tussencelstof: veel lijmstof, weinig kalk
Beenweefsel
Tussencelstof: veel kalk, weinig lijmstof

Slide 6 - Diapositive

Houding

De vorm van de wervelkolom lijkt op tweemaal de letter S boven elkaar. We noemen dit de dubbele -S-vorm.


Er zijn ook mensen die een afwijking hier aan hebben. Zij hebben geen dubbele -S-vorm, maar hebben een zijwaartse kromming in de rug: scoliose

Slide 7 - Diapositive

Goede lichaamshouding
De manier waarop je zit en staat.
Houd je rug zoveel mogelijk recht!

Slide 8 - Diapositive

Goed tillen

Slide 9 - Diapositive

Goed zitten

Slide 10 - Diapositive

Hernia
  • Als je vaak verkeerd tilt kan de buitenring van een kraakbeenschijf kapot gaan.

  • De zachte kern komt naar buiten en drukt tegen het ruggenmerg met de zenuwen. Dit veroorzaakt pijn. 

Slide 11 - Diapositive

Hoe zitten botten aan elkaar vast? 
Er zijn verschillende verbindingen:
vergroeiing - naadverbinding - kraakbeenverbinding - gewricht

Slide 12 - Diapositive

Hoe werkt een gewricht?
  • Kogelgewricht: zit in je schouder, je arm kan alle kanten op bewegen 

  • Scharniergewricht: verbinding tussen de ellepijp en opperarmbeen. Kan maar in 1 richting heen en weer bewegen
  • Rolgewricht: verbinding tussen je spaakbeen en ellepijp. Rond draaien

Slide 13 - Diapositive

Gewricht van buiten (1) en van binnen (2)

Slide 14 - Diapositive

Bewegen

Botten kunnen zelf niet bewegen

Je spieren trekken samen (ze worden korter en dikker) en zo kan je bewegen.

Slide 15 - Diapositive

Spieren laten botten bewegen
Spieren bedekken je hele skelet. Spieren zitten met pezen vast aan het bot. 
De spier die samentrekt wordt korter en dikker. Deze trekt de pees aan die het bot in beweging brengt.

Slide 16 - Diapositive

Spieren laten botten bewegen
Spieren kunnen alleen samentrekken. Om een spier weer langer en korter te maken is een spier met tegengestelde beweging nodig = antagonist
Voorbeeld: biceps - triceps

Slide 17 - Diapositive

De bouw van een spier
Een spier is opgedeeld in spierbundels. 
Spierbundels bestaan uit spiervezels.
Spiervezels bevatten dwarswandjes waar draadjes tussen zitten.

Slide 18 - Diapositive

Werking Spieren
In spiervezels kunnen de dunne draadjes naar elkaar toe bewegen. De spier wordt dan korter en dikker.

Slide 19 - Diapositive

Spieren trainen
Voor een goede sportprestatie:
  • Krachttraining: serie oefeningen, stoppen (moe), herstel (spiervezels waren beschadigd)
  • Lenigheid: spieren langer maken, ook banden/kapsels
  • Coördinatie: juiste volgorde samentrekken spieren

Slide 20 - Diapositive

Wat is een blessure?
Blessure = een beschadiging aan botten, spieren en gewrichten.
Het kan ontstaan door:
       - Valpartij 
       - Botsing 
       - Overbelasting 
       - Etc. 
De meeste blessures ontstaan tijdens het sporten.

Slide 21 - Diapositive

Blessures aan botten en gewrichten


  1.  Botbreuk 
  2.  Ontwrichting 
  3.  Verstuiking (verzwikking)
  4.  Knieblessure: voetbalknie (meniscus) of gescheurde kruisband

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Spierblessures
Blessure = letsel 
  1. Spierpijn (door afvalstoffen)
  2. Spierkramp (sterk samentrekken spier)
  3. Spierscheuring (b.v. zweepslag)
  4. Kneuzing (beschadiging spiercellen en bloedvaatjes) Bloeduitstorting (bloedvaatjes in de huid beschadigd)

Slide 24 - Diapositive

Behandelen spierblessures
Spierpijn: Cooling down, hersteltraining, rustig bewegen
Spierkramp: Direct stoppen, rust houden
Spierscheuring: Koelen en rust nemen
Kneuzing: Koelen en rust nemen

Slide 25 - Diapositive

Blessures voorkomen
  • Beschermende kleding
  • Intapen (soort linnen plakband)
  • Warming-up (doorbloeding spieren)
  • Cooling-down (afvoer afvalstoffen) 

Slide 26 - Diapositive

De voordelen van sporten
De basisconditie moet op pijl blijven om gezond te blijven.
Door een goede basisconditie heb je:
  • Minder kans op blessures 
  • Sterkere botten
  • Betere weerstand (Je wordt minder snel ziek: hartspier wordt sterker, betere doorbloeding)

Slide 27 - Diapositive

Gewervelde dieren

Slide 28 - Diapositive

Vissen, amfibieën, reptielen
  • Bewegen met de wervelkolom van links naar rechts (heen en weer)
  • Amfibieën: zwemmen en kruipen (poten aan zijkant van het lichaam: kikker, salamander)
  • Reptielen: veel ribben met spieren en daardoor erg bewegelijk (slang, hagedis, krokodil, schildpad) 

Slide 29 - Diapositive

Vogels en zoogdieren
  • Bewegen met de wervelkolom op en neer (golvende bewegingen)
  • Hebben poten recht onder de wervelkolom
  • Door de spieren aan de bovenkant en onderkant van de wervelkolom kunnen ze zich snel voortbewegen

Slide 30 - Diapositive

Zoogdieren
  • Topgangers (hoefgangers) - Lopen op puntje van hun teenkootjes, daar omheen hebben ze hoeven
  • Teengangers - loopt op de teenkootjes
  • Zoolgangers - loopt op de gehele voet

Slide 31 - Diapositive

Het snelste zoogdier ter wereld

Slide 32 - Diapositive

Bouwplan van zoogdieren

Slide 33 - Diapositive

Skelet en leefwijze
  • Skeletten van gewervelde dieren hebben vaak hetzelfde bouwplan. Ze hebben allemaal een schedel, wervelkolom, ribben etc.

  • De vorm verschilt. De ledematen aangepast aan de manier van leven: de leefwijze.

Slide 34 - Diapositive

Ongewervelde dieren
Weekdieren: Uitwendig skelet van kalk. Schelpdieren zoals slakken

Geleedpotigen: Uitwendig skelet van chitine. Voorbeelden: insecten, spinnen, krabben en kreeften.

Wormen

Slide 35 - Diapositive

Weekdieren
  • Uitwendig skelet: NIET van kraakbeen of been, maar van Kalk.
  • De slak beweegt zich voort met zijn voet (een grote sterke spier in het lichaam van de slak). Door die spier samen te trekken en te ontspannen komt de slak vooruit. 
  • De slak glijdt over een laagje slijm dat hij zelf heeft gemaakt. Dit beschermt hem tegen harde stukjes op de ondergrond. Daarom zie je vaak een slijmerig slakkenspoor achter een slak.

Slide 36 - Diapositive

Geleedpotigen
Zoals krabben, kreeften en insecten.
Insecten hebben een uitwendig skelet gemaakt van chitine. 

Door het uitwendige skelet zitten de, gewrichten aan de buitenkant en spieren aan de binnenkant. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Wormen
  • Het lichaam van een worm bestaat uit segmenten
  • Deze segmenten bestaan uit 2 verschillende spieren: kringspieren en lengtespieren
  • De worm beweegt door deze spieren om de beurt samen te trekken.
  • De haartjes zijn voor grip. 

Slide 39 - Diapositive

Vragen?

Slide 40 - Question ouverte