Bijvoeglijk naamwoord (les 2)

Lessonup.app
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lessonup.app

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Mijn kennis over het bijvoeglijk naamwoord is weer opgefrist.

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier toepassen in zinsverband.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de functie van een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Noteer een Nederlandse zin waarin een bijvoeglijk naamwoord staat.

Slide 4 - Question ouverte

Wat gebeurt er als een bijvoeglijk naamwoord iets zegt over een vrouwelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord?
A
Niks
B
+ E
C
+ S
D
+ ES

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er als een bijvoeglijk naamwoord iets zegt over een mannelijk meervoudig zelfstandig naamwoord?
A
Niks
B
+ E
C
+ S
D
+ ES

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurt er als een bijvoeglijk naamwoord iets zegt over een mannelijk enkelvoudig zelfstandig naamwoord?
A
Niks
B
+ E
C
+ S
D
+ ES

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er als een bijvoeglijk naamwoord iets zegt over een vrouwelijk meervoudig zelfstandig naamwoord?
A
Niks
B
+ E
C
+ S
D
+ ES

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er als een bijvoeglijk naamwoord van zichzelf al eindigt op een E of S? (zoals: simple)

Slide 9 - Question ouverte

Blz 38 uit je boek!

Slide 10 - Diapositive

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes?

Elsa a les cheveux __________ (blond).

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes?

Sandrine porte une robe __________ (rouge).

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes?

La famille Duval est une __________ (grand) famille.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes?

Mylène est __________ (court).

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes?

Les filles sont __________ (mince).

Slide 15 - Question ouverte

Les devoirs
Leren:
- voca A t/m F
- de getallen t/m 100
- de passé composé
- het bijvoeglijk naamwoord

Kijk nog eens naar opdracht 
31 t/m 34

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive