Grenzen en identiteit 7.1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Grenzen en identiteit

Deze les

◉ Je kunt een voorbeeld herkennen van een natuurlijke grens en uitleggen waarom dit een natuurlijke grens is.

◉ Je kunt het verschil uitleggen tussen een open grens en een gesloten grens.

◉ Je kunt van een groep mensen met een eigen groepsidentiteit voorbeelden noemen van culturele of sociaal-economische kenmerken van die groep.

◉ Je kunt in een voorbeeld herkennen of je te maken hebt met insluiting of uitsluiting.

Grenzen

Hoe ziet een grens eruit?

Ben je weleens een grens tegengekomen, zo ja; hoe zag deze eruit?

Wat houdt een ´open grens´ in?

Verschillende soorten grenzen

Natuurlijke grenzen

Landgrens

- Kunstmatig

- Natuurlijk

- Open grens/zachte grens

- Gesloten grens/harde grens

Welke soort grens is dit?

1. Open grens
2. Gesloten grens

De grens tussen Nederland en Duitsland is..

1. Een harde grens
2. Een zachte grens

Veranderende grenzen

- Vroeger controle aan de landsgrenzen, nu niet meer.

- De Brexit.

- Het inlijven (annexeren) van de Krim door Rusland.

- Verschuivingen binnen Nederland, bijv. door het samenvoegen van gemeenten.

Veranderende grenzen

Wat is identiteit?

Wie jij bent. Zelfbeeld, cultureel, sociaal, persoonlijk. Iedereen is uniek. 

Nationale identiteit

Taal

Omgangsvormen 

Tradities

Godsdienst

Hoe zit het met verschillende identiteiten in Nederland?

Nationaal

Regionaal

Lokaal

Identiteit

Grenzen tussen groepen mensen op sociaal-economisch niveau.

1. Opleidingsniveau
2. Geboorteplaats
3. Familieleden
4. Inkomen

Culturele kenmerken

Uitsluiting en insluiting

 Uitsluiting: als je door een nieuwe groep niet direct wordt geaccepteerd.

Insluiting: Je neemt gewoonten over van de nieuwe groep en wordt na een tijd wél geaccepteerd.

Herhaling 

Welke soort grens is dit?

1. Open grens
2. Gesloten grens
3. Zachte grens
4. Harde grens

1. Dit is een natuurlijke grens
2. Dit is een kunstmatige grens

Welke soort groepsidentiteit
hoort bij deze afbeelding?
(streektalen/dialecten)

1. Lokaal
2. Regionaal
3. Nationaal

De grenzen tussen Nederland, België en Duitsland zijn steeds meer open geworden. Een nadeel hiervan is dat Nederlandse exportbedrijven meer concurrentie hebben gekregen. Waarom?

Lisa valt met haar zachte g en haar punkkapsel buiten de groep. Ze wordt voor geen enkel feestje gevraagd. Er is dus sprake van

1. Insluiting
2. Uitsluiting