Week 22 - les 1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Le programme:

* Corriger les devoirs

* Répéter bloc E et F

* Expliquer bloc H

* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.

* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.

* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.

Le programme:

* Corriger les devoirs

* Répéter bloc E et F

* Expliquer bloc H

* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.

* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.

* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.

Corriger ex. 25b (p. 71)

1. une ville
2. notre maison
3. chez moi
4. la campagne
5. il y a
6. trop de gens 

Corriger:

Ex. 24c (p. 70)

1. A

2. Hugo

3. quartier

Ex. 25a

1. la pharmacie - 2. la campagne - 3. le jardin - 4. le chien - 5. l'immeuble - 

6. le chat

Ex. 26

a. 1B - 2A - 3D - 4C

b. 

1. J'habite à ... ('s Heerenberg, Silvolde, Gaanderen, Dinxperlo etc.)
2. J'aime / Je n'aime pas ma ville parce que ... (c'est très grande)
3. Dans ma rue, il y a ... (des maisons)
4. Je vais à l'école ... (en vélo, à pied)

Le programme:

* Corriger les devoirs

* Répéter bloc E et F

* Expliquer bloc H

* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.

* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.

* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.

Traduis (avec p. 79):

1. Jij bent bij mij thuis.

2. Hij helpt te veel mensen, hij is ziek.

3. Je moet een hond nemen!

4. Wij gaan samen iets drinken.  (Wij gaan drinken iets samen.)

5. De jongeren luisteren muziek.

6. Zij woont in de stad in een flatgebouw.

Corrige:

1. Tu es chez moi.
2. Il aide trop de monde, il est malade.
3. Il faut prendre un chien!
4. On va boire quelque chose ensemble.
5. Les jeunes écoutent de la musique.
6. Elle habite dans la ville dans un immeuble. 

Le programme:

* Corriger les devoirs

* Répéter bloc E et F

* Expliquer bloc H

* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.

* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.

* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.

Expliquer bloc H

Pak je aantekeningenschrift en schrijf de volgende titel op:

Het werkwoord aller en de futur proche

Vetgedrukte tekst = verplicht over te nemen.

Niet vetgedrukte tekst = niet verplicht over te nemen.

Het werkwoord aller

Aller = gaan. Het eindigt op ER, maar het is een onregelmatig werkwoord dus je moet deze uit je hoofd leren.

Je vais = ik ga

Tu vas = jij gaat

Il/elle/on va = hij/zij/men gaat

Nous allons = wij gaan

Vous allez = jullie gaan/u gaat

Ils/elles vont = zij gaan

Vervolg

Futur proche = nabije toekomst (het gaat nog gebeuren)

Ik ga mijn vriend bezoeken.

Wij gaan de toets Frans maken.

Twee werkwoorden in de zin: vorm van gaan + heel werkwoord

Hoe ziet het eruit in het Frans?

Vervolg

Stappenplan:

1. onderwerp + vorm van aller

2. hele werkwoord

Voorbeeld:

Je vais visiter mon copain. (Ik ga bezoeken mijn vriend.)

Zinsvolgorde: onderwerp, vorm van aller, heel werkwoord, rest van de zin

Vervolg

Ontkenning bij futur proche:

Il va jouer à la console.

Il ne va pas jouer à la console.

De ontkenning komt om het eerste werkwoord te staan bij de futur proche.

Einde aantekening!

Oefen zelf:

* Faites: ex. 30d et 31 (helemaal, dus t/m 31g).

* Travail individuel ou à deux.

* Temps: 10 minutes.

* Questions? Posez-les!

* Après: la fin du cours.

* Prêt? Apprends bloc F.

Le programme:

* Corriger les devoirs

* Répéter bloc E et F

* Expliquer bloc H

* La fin

Aan het einde van de les:

* heb je het huiswerk nagekeken.

* kan je korte zinnen maken van de woorden van bloc E en F.

* ken je het werkwoord aller en kan je de futur proche maken.

La fin

Qu'est-ce qu'on a fait aujourd'hui?

Les devoirs:

Faire = ex. 30d et 31.

Apprendre = bloc H.