H2 - Grammatica laatste les NG

Welkom!
De klas |  is |  heerlijk | aan het lezen | in de les. 
 OW          WG    BWB              WG                        BWB
timer
10:00
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
De klas |  is |  heerlijk | aan het lezen | in de les. 
 OW          WG    BWB              WG                        BWB
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

- stillezen
+ herhaling NG/WG en KWW, ZWW, HWW 
+ terugkoppeling interviewproject 

Doel: 
- Je verdeelt een zin in zinsdelen.
- Je kunt de zinsdelen benoemen. 
- Je kunt werkwoorden benoemen als hulp-, koppel- of zelfstandig werkwoord. 



Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Vrijdag 10 februari 

Wat moet je kunnen op de repetitie?
1. je kunt zinnen opdelen in zinsdelen
2. je kunt zinsdelen benoemen: ow, pv, lv, mv, bwb, wg en ng 
3. je kunt werkwoorden onderscheiden en benoemen: hww, zww en kww
4. je kunt telwoorden benoemen (gaan we nog doen) 

Waar vind je de leerstof:
1. De Brug: zinsdelen (achterin je boek)
2. H2: grammatica woordsoorten + zinsdelen
3. H3: grammatica woordsoorten + zinsdelen
4. H4: woordsoorten (telwoorden) 




Repetitie Nederlands 

Slide 3 - Diapositive

www.cambiumned.nl 

Ook handig voor de repetitie! Onder oefenen kun je oefenen met zinsdelen en woordsoorten. 
Extra oefenen?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

ACTIE? = WG
Schrijf alle werkwoorden uit de zin op. Dat is het werkwoordelijk gezegde. (Let op scheidbare ww zoals rekenen op)

Het WG kan bestaan uit 2 soorten werkwoorden:
1. hww = hulpwerkwoord = geeft de tijd aan
2. zww = zelfstandig werkwoord = is de actie 
NG of WG?
Stap 1: gebeurt er iets in de zin? Of gaat het om een toestand/eigenschap van het onderwerp? 

TOESTAND/EIGENSCHAP? NG
Schrijf alle werkwoorden uit de zin op + het naamwoordelijk deel tussen []. 

nw. deel geeft antwoord op de vraag:
wat + ow + werkwoorden? 

Het NG kan bestaan uit 2 soorten werkwoorden: 
1. hww = hulpwerkwoord = geeft de tijd aan
2. kww = koppelwerkwoord = 'zijn' 

Slide 6 - Diapositive

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.

Slide 7 - Question de remorquage

Arjan gaf Hanna een klap in haar gezicht tijdens de wedstrijd.
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
bijwoordelijke bepaling
meewerkend voorwerp
Arjan
tijdens de wedstrijd.
gaf
een klap in haar gezicht
Hanna

Slide 8 - Question de remorquage

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord
waar
niet waar

Slide 9 - Sondage

Een hulpwerkwoord geeft de tijd aan (verleden tijd, toekomende tijd)
waar
niet waar

Slide 10 - Sondage

Een zin kan geen koppelwerkwoord én zelfstandig werkwoord hebben.
waar
niet waar

Slide 11 - Sondage

Laatste keer in de les dat je tijd hebt voor opdrachten over NG/WG + koppelww, hww en zww. 

H2 grammatica NG + koppelwerkwoorden > blz. 58 en 60
H3: grammatica NG/WG + kww/hww/zww > blz. 88 en 90 

Extra oefenen? www.cambiumned.nl 
Aan de slag

Slide 12 - Diapositive

Belangrijkste onderdeel van je cijfer: je interview
Dat heb ik beoordeeld op opbouw en schrijfstijl. 

Zorg dat je geen pen/potlood/etui op tafel hebt
Je krijgt dan zo je beoordelingsformulier terug
Kijk ernaar 
Heb je er vragen over? Mail die dan naar mij. 
Aan het einde van de les, neem ik je beoordelingsformulier weer in. 
Interviewproject

Slide 13 - Diapositive

Zijn een woordsoort. Net zoals hww/zww/kww. Je benoemt dus woorden in de zin. 

NG/WG zijn zinsdelen. Je benoemt een groepje woorden in de zin. 
Telwoorden:

Slide 14 - Diapositive

Maak opdracht: 2 3 en 4 verder. 

Ben jeklaar? Dan ga je oefenen op www.cambiumned.nl

Tel 
Aan de slag h4 woordsoorten; blz. 120

Slide 15 - Diapositive

Ik heb me behoorlijk geërgerd.
lijdend voorwerp
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
bijwoordelijke bepaling
ik
behoorlijk
heb me geërgerd

Slide 16 - Question de remorquage

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Je kan er vaak een voorzetsel voor zetten (aan/voor).

Leon geeft een cadeau aan Emma.

Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 17 - Diapositive

Hoe vind je het MV?

Vraag:
Aan wie of voor wie + wwg + O+ LV
(aan wie/voor wie+ alles)

Slide 18 - Diapositive

Wat is het mv?
De slager gaf zijn mening over de vleesvrije producten in de supermarkt aan Janneke.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het mv?
De verpakking gooide Jan naar Harry toen hij boos was.

Slide 20 - Question ouverte

BWB: bijwoordelijke bepaling
1. Waar? 
2. Wanneer? 
3. Op welke manier? 

Gisteren vierde Janneke haar verjaardag bij haar thuis. 
Janneke kreeg onmiddellijk cadeaus en die nam ze blij in ontvangst. 

Slide 21 - Diapositive

Wat is de bwb?
De verpakking gooide Jan naar Harry toen hij boos was.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is de bwb?
In de supermarkt gaf de slager gaf zijn mening over de vleesvrije producten aan Janneke.

Slide 23 - Question ouverte

zie je hieronder een activiteit (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap / toestand (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Het meisje houdt van zand.
Deze tas draag ik op mijn rug.
Gisteren was Stewie weer boos.

Slide 24 - Question de remorquage

Jantine heeft twee zussen en één broer: 
bepaald hoofdtelwoord

Vanochtend heb ik voor de tweede keer een briefje moeten halen:
 bepaald rangtelwoord

Het is de zoveelste keer dat hij van zijn fiets is gevallen. 
onbepaald rangtelwoord

Sommigen hadden er geen enkele moeite mee. 
onbepaald hoofdtelwoord
h4 woordsoorten; blz. 120: telwoorden

Slide 25 - Diapositive

Je krijgt zo je beoordelingsformulier terug
Er liggen geen pennen, potloden of etuis meer op tafel. 
Aan het einde van de les wil ik het formulier terug. 

Belangrijkste onderdeel: het interview
Schrijfstijl en opbouw
Ook onderdeel: e-mail, feedback en of je je spullen op orde had. 

Vragen? Die stuur je me via mail toe. 
Interviewopdracht 

Slide 26 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = alle werkwoorden + eigenschap onderwerp.

- De directeur gooit de bal  = werkwoordelijk gez. 
- De directeur is boos   = naamwoordelijk gez. (want het zegt iets over de toestand van de directeur) 
Naamwoordelijk gezegde

Slide 27 - Diapositive

Elk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel 

Een naamwoordelijk gezegde heeft ook een naamwoordelijk deel

Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 28 - Diapositive

Elk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel 
Een naamwoordelijk gezegde heeft ook een naamwoordelijk deel

Het werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal rolde over het veld

Het naamwoordelijk gezegde =
Werkwoorden + wat erover het OW is of wordt 
(naamwoordelijk deel)
- De bal is  [rond] 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
werkwoordelijk deel

Slide 29 - Diapositive