Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Doel van deze les
Leesvaardigheid herhalen voor de toetsweek
Slide 2 - Diapositive
Oefenen leesvaardigheid
Kijk op classroom in het bestand 'Wat moet je leren/kunnen voor de toets'.
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn de vier tekstdoelen?
Slide 4 - Question ouverte
Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 6 - Question ouverte
De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Op welke plaats in een alinea kun je die kernzin meestal vinden?
Slide 7 - Carte mentale
Wat zijn hoofdzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel
Slide 8 - Quiz
Wat zijn bijzaken van een tekst?
A
Voorbeelden
B
Kernzinnen
C
Uitleg
D
Titel
Slide 9 - Quiz
Feitelijke uitspraak of niet?
Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak
Slide 10 - Quiz
Aan welke woorden kun je zien dat er een argument in de tekst aankomt?
Slide 11 - Carte mentale
Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 12 - Quiz
Hoofdzaak
Kernzin
Deelonderwerpen
Inleiding
Middenstuk
Slot
Elke alinea
Slide 13 - Question de remorquage
Bijzaak
Hoofdzaak
Voorbeeld
Uitleg bij iets
Kernzin
Belangrijkste onderwerp
Aanvullende info
Hier gaat de alinea over
Slide 14 - Question de remorquage
Welke signaalwoorden horen bij een middel-doel tekstverband?
Slide 15 - Question ouverte
Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.
Slide 16 - Quiz
Wat is een feitelijke uitspraak?
A
Het is een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat ze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Het is een uitspraak die je kunt controleren.
B
Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed, slecht, mooi of lelijk , gepast of ongepast (etc.) vindt.
Slide 17 - Quiz
Lees onderstaande tekst. Welk tekstdoel heeft deze? Beantwoord de vraag op de volgende slide.
Slide 18 - Diapositive
Welk tekstdoel? De tekst: "Salaris inleveren"
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 19 - Quiz
Welk tekstdoel? Een uitnodiging om naar de opening van een tentoonstelling in het Van Goghmuseum te komen.
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 20 - Quiz
Lees onderstaande tekst. Wat is het onderwerp? Beantwoord de vraag op de volgende slide.
Slide 21 - Diapositive
Wat is het onderwerp van de tekst "Vrouwen in Afghanistan rebelleren tegen een bestaan in de marge"?
Slide 22 - Question ouverte
Welk tekstdoel is er meestal ook bij een activerende tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
Slide 23 - Quiz
Toets voorbereiden
Je gaat alle theorie samenvatten
Je checkt je antwoorden in je schrift nog eens extra goed.
Maak desnoods de opdrachten in je boek nogmaals die je moeilijk vindt.
Je gaat extra oefenen met de oefeningen op classroom. Bij elk hoofdstuk is er één tekst met vragen.