Grammatica M3: zinsdelen

Deze les
Startopdracht: zinnen ontleden
Uitleg: zinsdelen benoemen
Maken: opdracht 5 t/m 7 (blz. 28 en 29).
Klaar? Kijk de opdrachten van Woordenschat na. 
Terugblikken: 

Wat kun je na deze les?
- de persoonsvorm, het gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling  benoemen van een zin.


1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les
Startopdracht: zinnen ontleden
Uitleg: zinsdelen benoemen
Maken: opdracht 5 t/m 7 (blz. 28 en 29).
Klaar? Kijk de opdrachten van Woordenschat na. 
Terugblikken: 

Wat kun je na deze les?
- de persoonsvorm, het gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling  benoemen van een zin.


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Wat is het gezegde in deze zin?
De politie heeft gisteren een man aangehouden.

Slide 3 - Carte mentale

Noteer het ow en het lv uit de volgende zin.
De politie heeft gisteren een man aangehouden.

Slide 4 - Carte mentale

Noteer het meewerkend voorwerp uit de volgende zin.
Geert schonk cola voor Stephan in.

Slide 5 - Question ouverte

Zinsdelen: ontleden
De persoonsvorm: Gebruik de tijdproef!
Het onderwerp: Wie (soms: Wat) + pv?
Het (werkwoordelijk) gezegde: alle werkwoorden in de zin
Het lijdend voorwerp: Wat (soms: Wie) + gez + ow?
Het meewerkend voorwerp: Aan (soms: voor) wie + gez + ow + lv?
De bijwoordelijke bepaling: alles wat overblijft. (Waar? Waarheen? Waarover? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe?) 

Slide 6 - Diapositive

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en).
Mijn oma gaf mij een zoen tijdens de bruiloft van mijn oom.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Door een val van zijn fiets heeft mijn broer zijn arm gebroken.
A
een val
B
mijn broer
C
zijn arm
D
zijn fiets

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Gisteren leende mijn fiets aan Bram.
A
gisteren
B
mijn fiets
C
leende
D
aan Bram

Slide 9 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin noemen we samen het werkwoordelijk gezegde (wwg). Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden.

Voorbeeld: De man heeft vandaag een nieuwe auto gekocht.
wwg = heeft gekocht 


Slide 10 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
Mijn moeder heeft cola ingeschonken.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het onderwerp en het lijdend voorwerp in de zin?
Heb jij weleens een olifant in het echt gezien?

Slide 12 - Question ouverte