Spiekbriefje Hoofdstuk 2

Spiekbriefje Unit 2
  • Wat moet ik leren voor de toets?
  • Wat  zijn de regels voor het spiekbriefje?
  • Spiekbriefje maken
  • Tijd om te leren / Blooket
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spiekbriefje Unit 2
  • Wat moet ik leren voor de toets?
  • Wat  zijn de regels voor het spiekbriefje?
  • Spiekbriefje maken
  • Tijd om te leren / Blooket

Slide 1 - Diapositive

Wat moet ik leren voor de toets?

Slide 2 - Diapositive

Wat moet ik leren voor de toets?

Slide 3 - Diapositive

Wat moet ik leren voor de toets?

Slide 4 - Diapositive

Wanneer start jij met het leren van een toets?
1 dag van te voren
een paar dagen van te voren
een week van te voren
twee weken van te voren
een maand van te voren.

Slide 5 - Sondage

Hoe kun je het beste leren voor een toets
A
3x per week 15 minuten
B
3x per week een uur
C
1x per week 15 minuten
D
1x per week een uur.

Slide 6 - Quiz

Spelregels Spiekbriefje Unit 2
  • Je krijgt 1 blaadje
  • Je mag tijdens deze LessonUp aantekeningen maken van wat ik zeg en van wat er op het bord staat.
  • Na de LessonUp lever je het spiekbriefje in, je krijgt deze terug op je toets.
  • Ik controleer je spiekbriefje niet, weet je iets niet zeker stel dan een vraag TIJDENS de uitleg.

Let op! er mogen geen vertalingen van de zinnetjes en woordjes op je spiekbriefje staan. 

Stoor je mij of anderen tijdens deze les dan krijg je geen spiekbriefje tijdens de toets.

Slide 7 - Diapositive

Spiek onderdeel 1: rangtelwoorden
Wat is een rangtelwoord?

Hoe maak ik een rangtelwoord?

Uitzonderingen:

1e
2e
3e
5e
8e
9e
12e
20e
30e

Slide 8 - Diapositive

Wat is 1e in het Engels
A
first
B
oneth

Slide 9 - Quiz

Wat is 6e in het Engels
A
six
B
sixeth
C
sixth

Slide 10 - Quiz

Wat is 12e in het Engels
A
twelfth
B
twelveth
C
twelve

Slide 11 - Quiz

Spiek onderdeel 2: de datum opschrijven
Wat is de 'formule' van een datum?

Wat schrijf ik altijd met een HOOFDLETTER?

2 Voorbeelden:




Slide 12 - Diapositive

Wat is de formule van een datum?
A
Dag the rangtelwoord of Maand
B
Maand the rangtelwoord of Dag
C
rangtelwoord the Dag of Maand

Slide 13 - Quiz

Wat schrijf ik ALTIJD met een hoofdletter?
A
rangtelwoorden, dagen en maanden
B
dagen en maanden
C
alleen dagen
D
alleen maanden

Slide 14 - Quiz

Spiek onderdeel 3: zinnen met 'have got'
Wat betekent het werkwoord 'have got' ?

Wanneer gebruik ik "have got" en wanneer gebruik ik "has got"?

Hoe maak ik een vraag met "have got"?

Hoe maak ik een ontkenning met "have got"?

Slide 15 - Diapositive

Vertaal deze zin met het werkwoord 'have got'

Zij heeft een hond.

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal deze zin met het werkwoord 'have got'

Heeft Sam een hond?

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal deze zin met het werkwoord 'have got'

Harry en Ellen hebben geen hond.

Slide 18 - Question ouverte

Laatste kans om een vraag te stellen
- lever je spiekbriefje in
- neem nog even de tijd om je woordjes te leren / blooket

Slide 19 - Diapositive