formatieve toets mavo 1 ordening

1. Terugblik dmv
2. Formatieve toets
3. Vooruitblik
 4. Afsluiten
Wat gaan we doen vandaag?
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1. Terugblik dmv
2. Formatieve toets
3. Vooruitblik
 4. Afsluiten
Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Diapositive

Bij het indelen van organismen kijken we ook naar de opbouw van de cel.
Wat is een belangrijk kenmerk van de dierlijke cel?
A
Er zitten bladgroenkorrels in.
B
De cel heeft een vacuole.
C
De cel heeft geen celwand.
D
De cel heeft geen celkern.

Slide 2 - Quiz

Wat hebben een parkiet, een hond, een zalm en een slang met elkaar gemeen?
A
Ze ademen allemaal met longen.
B
Ze hebben allemaal haren.
C
Ze hebben allemaal een wervelkolom.
D
Ze leven allemaal op het land.

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende dieren zijn allebei gewerveld?
A
Een hond en een worm.
B
Een hond en een slang.
C
Een slang en een vlieg.
D
Een worm en een vlieg.

Slide 4 - Quiz

Welke organen zijn er niet bij sporenplanten?
A
Bloemen
B
Stengels
C
Wortels
D
Bladeren

Slide 5 - Quiz

Welk voedingsmiddel wordt gemaakt met behulp van schimmels?
A
Gatenkaas
B
Brood
C
Yoghurt
D
Kwark

Slide 6 - Quiz

Schimmels maken sporen om zichzelf voort te planten. Waar maken schimmels die sporen?
A
In de schimmeldraden.
B
In bedorven voedsel.
C
In de stam van bomen.
D
In de paddenstoel.

Slide 7 - Quiz

In een schaal liggen 10 bacteriën.
Die bacteriën delen zich elk uur.

Hoeveel bacteriën heb je na 2 uur?
A
15
B
20
C
35
D
40

Slide 8 - Quiz

Op rottend fruit tref je vaak witte, 'pluizige' draden aan.
Deze draden zijn organismen.
Bij welk soort organisme horen deze draden?

A
Dieren
B
Planten
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 9 - Quiz

Waar leven amfibieën?
A
Op het land en in het water.
B
Op het land en in de lucht.
C
In het water en in de lucht.

Slide 10 - Quiz


Hier zie je een afbeelding van een varen. Wat voor soort plant is dit?
A
Een zaadplant
B
Een sporenplant

Slide 11 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van appel.
Welk soort plant is een appelboom?
A
Een bedektzadige plant
B
Een naaktzadige plant.

Slide 12 - Quiz

Door welk soort organisme wordt zwemmerseczeem veroorzaakt?
A
Dier
B
Plant
C
Schimmel
D
Bacterie

Slide 13 - Quiz

Welk organisme heeft geen celkern in de cellen?
A
Planten
B
Bacterien
C
Schimmels
D
Dieren

Slide 14 - Quiz

Wat is de meest volledige definitie van een soort?
A
Een groep organismen die zich onderling kan voortplanten.
B
Een groep organismen die te verdelen is in een aantal kleinere groepen.
C
Een groep organismen die voor nakomelingen kan zorgen die zich ook kunnen voortplanten.
D
Een groep organismen die sterk op elkaar lijken.

Slide 15 - Quiz

Welk voedingsmiddel wordt gemaakt met behulp van bacteriën?
A
Brie
B
Brood
C
Zuurkool
D
Wijn

Slide 16 - Quiz


De politie werkt veel samen met laboranten. Als er een misdrijf is gepleegd, stuurt de politie gevonden sporen naar het lab. Matthijs werkt op zo’n lab en krijgt een cel zoals in hiernaast te zien onder zijn microscoop.

Tot welke groep organisme hoort deze cel?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Dieren
D
Planten

Slide 17 - Quiz


Welke van de dieren in de afbeelding heeft een uitwendig skelet?
A
1 - Kwal
B
2 - Blauwe vinvis
C
3 - Krab
D
4 - Zeepaardje

Slide 18 - Quiz

Bij welke groep van het dierenrijk hebben de dieren een uitwendig skelet?
A
Bij de geleedpotigen.
B
Bij de gewervelden.
C
Bij de neteldieren.
D
Bij de stekelhuidigen.

Slide 19 - Quiz


Tot welke groep van het dierenrijk behoort het dier in de afbeelding? 
A
Neteldier
B
Stekelhuidige
C
Weekdier

Slide 20 - Quiz

Bij een bepaald rijk hebben de organismen de volgende kenmerken:
– om de cellen zitten celwanden;
– in elke cel zit een kern;
– in de cellen komen geen bladgroenkorrels voor.

Bij welk rijk hebben de organismen deze kenmerken?

A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Dieren
D
Planten

Slide 21 - Quiz


Curaçao is een eiland waar vee bijzondere soorten planten voorkomen, bijvoorbeeld de dividivi boom.
De dividivi leunt altijd naar het westen vanwege de overheersende westenwinden. Hij kan 2–3 keer per jaar bloeien.
Is de dividivi een sporenplant of een zaadplant?
A
Sporenplant
B
Zaadplant

Slide 22 - Quiz

Welke symmetrie past
bij dit organisme?
A
Niet symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 23 - Quiz

Stekelhuidigen zijn veelzijdig symmetrisch.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Bij een spin zit het skelet aan de buitenzijde van het lichaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Een varen plant zich voort door zaden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Tot welke stam behoort deze plant?
A
Mossen
B
Varens
C
Paardenstaarten
D
Zaadplanten

Slide 27 - Quiz

In welk milieu of welke milieus kun je weekdieren aantreffen?
A
Alleen op het land
B
Alleen in het water
C
Zowel op het land als in het water
D
Op het land, in het water en in de lucht

Slide 28 - Quiz

Bij de productie van welk voedingsmiddel wordt een schimmel gebruikt?
A
Yoghurt
B
Zuurkool
C
Brood

Slide 29 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 30 - Quiz

Wondroos is een ontsteking van de huid. De huid wordt hierbij rood en pijnlijk. Wondroos ontstaat wanneer streptokokken door de huid heen komen en onder de huid een infectie veroorzaken. De streptokokken hebben geen celkern, wel een celwand en geen bladgroenkorrels.

Tot welke groep behoren deze organismen?
A
Tot de bacteriën
B
Tot de schimmels
C
Tot de dieren
D
Tot de planten

Slide 31 - Quiz

Is dit dier symmetrisch?
A
Nee, het dier is niet symmetrisch
B
Ja, het dier is tweezijdig symmetrisch
C
Ja, het dier is veelzijdig symmetrisch

Slide 32 - Quiz

Boomstammen hebben soms een groene kleur door mossen. Hieronder staan 3 kenmerken, welke komen voor bij mossen?
1. Elke cel heeft een celkern
2. Elke cel is omgeven door een celwand
3. Voortplanting vindt plaats door deling
A
Alleen kenmerk 1
B
Zowel kenmerk 1 als 3
C
Zowel kenmerk 1 en 2
D
Kenmerk 1, 2 en 3

Slide 33 - Quiz

Tijdens je vakantie zie je een dier, je weet niet welke het is dus tel je zijn poten. Hij heeft 10 poten. Wat voor dier is dit?
A
Dit is een duizendpoot
B
Dit is een insect
C
Dit is een kreeftachtige
D
Dit is een spin

Slide 34 - Quiz

2: De kleinste groep bij ordening is?
A
Geslacht
B
Ras
C
soort
D
Domein

Slide 35 - Quiz

In welke 2 domeinen kunnen we organismen indelen?

Slide 36 - Question ouverte

Zebra's en paarden kunnen samen jongen krijgen. Deze zebrapaarden zijn onvruchtbaar. Behoren ze tot dezelfde soort?
A
Ja, want ze krijgen samen jongen
B
Ja, want ze hebben veel overeenkomsten
C
Nee, hun jongen zijn onvruchtbaar
D
Nee, want ze leven niet in hetzelfde gebied

Slide 37 - Quiz

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken
Een ...... wordt ingedeeld in rijken
Een ...... wordt ingedeeld in stammen
Een .... wordt ingedeeld in klassen
Een .... wordt ingedeeld in orden
Domein
Klasse 
Rijk
Stam

Slide 38 - Question de remorquage

Tot welke stam van het dierenrijk hoort een kameleon?
A
Geleedpotigen
B
Weekdieren
C
Gewervelden

Slide 39 - Quiz

Einde!!

Slide 40 - Diapositive

Welke onderdelen
zijn nog lastig voor je ?

Slide 41 - Carte mentale