Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Bs 5 Weefselvloeistof en lymfe
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Examenvragen maken
Hoe verloopt aanvoer en afvoer van weefselvloeistof?
Hoe vindt oedeemvorming plaats?
Slide 2 - Diapositive
Vraag 52
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Ga naar BINAS 84G - wat wordt aan gegeven met de groene pijl en wat met de bruine pijl?
Slide 8 - Question ouverte
Kijk in je BINAS tabel 84H bereken de totale concentratie plasma eiwitten in g/L
Slide 9 - Question ouverte
wat is de betekenis van de twee lichtblauwe pijlen in tabel 84G?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Proces van filtratie en resorptie in de haarvaten
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk
Slide 15 - Quiz
Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof
Slide 16 - Quiz
Wat wordt er weergegeven met de blauwe pijlen?
A
Bloeddruk
B
Lymfe
C
Osmotische druk
D
Plasma
Slide 17 - Quiz
0
Slide 18 - Vidéo
Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).
Slide 19 - Diapositive
Vraag
Geef aan hoe de grafiek verandert bij mensen met:
lage bloeddruk
hoge bloeddruk
hongeroedeem
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Door welke oorzaken ontstaat oedeem?
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Oorzaken oedeem
Door het afsterven van cellen komen grote hoeveelheden eiwitten in de weefselvloeistof voor, waardoor de colloïd-osmotische druk van de weefselvloeistof stijgt
Verstopte lymfevaten door bv. infectie met parasieten
Een te hoge bloeddruk, waardoor te veel weefselvloeistof uit het haarvat geperst wordt en te weinig weer teruggaat
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Einde van Thema 2!
Zelf werken
Volgende week dinsdag: hartpracticum
Mensen zonder scheikunde:
taak wk 45/46 bij Paul Hermans 3D opdracht doen
i.p.v. microscopie
Slide 28 - Diapositive
Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen
Slide 29 - Quiz
Vier gebeurtenissen zijn: 1) de bloeddruk in de ader van het orgaan daalt, 2) de bloeddruk in de ader van het orgaan stijgt, 3) de bloeddruk in de slagader van het orgaan daalt, 4) de bloeddruk in de slagader van het orgaan stijgt. Door welke van deze gebeurtenissen vindt een toename plaats van de hoeveelheid lymfe die uit dit orgaan wordt afgevoerd?