03022021
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Noteer de persoonsvorm tt.
Karel (verdedigen) zijn zusje altijd.
Karel (verdedigen) zijn zusje altijd.
Slide 4 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm vt.
(verbeelden) ik mij dat gisteren nou?
(verbeelden) ik mij dat gisteren nou?
Slide 5 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm tt.
(Binden) jij je veters goed vast?
(Binden) jij je veters goed vast?
Slide 6 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm tt.
De leeuw (verslinden) zijn prooi met huid en haar.
De leeuw (verslinden) zijn prooi met huid en haar.
Slide 7 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm vt.
Ik (aanvaarden) jouw excuses.
Ik (aanvaarden) jouw excuses.
Slide 8 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm vt
De meester (begroeten) de klas gisteren vriendelijk.
De meester (begroeten) de klas gisteren vriendelijk.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm tt
Hij (glijden) nooit uit.
Hij (glijden) nooit uit.
