Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhaling spelling paragraaf 1 t/m 6 2.0
Herhaling spelling paragraaf 1 t/m 6 2.0
1 / 20
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
20 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling spelling paragraaf 1 t/m 6 2.0
Slide 1 - Diapositive
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
A
bij namen van mensen
B
bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
C
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Slide 2 - Quiz
Welke woorden en namen schrijf je met een hoofdletter?
A
lindestraat
B
jupiter
C
zuidwesten
D
matthijs
Slide 3 - Quiz
Neem de zin over en zet de hoofdletters op de juiste plaats:
meneer de waal fietste in vier dagen van zuid-limburg naar groningen.
Slide 4 - Question ouverte
Zijn de leestekens in de zin goed gebruikt?
Welk vak hebben we morgen het eerste uur?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plaats.
De files zijn de laatste tijd afgenomen want mensen werken steeds meer thuis
Slide 6 - Question ouverte
Noteer de juiste vorm van het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
Jeroen wil een ... (leer) jas kopen.
Slide 7 - Question ouverte
Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
het ... (klam) weer
Slide 8 - Question ouverte
Maak van het woord tussen haakjes een passend bn.
De turnsters hebben een ... (geweldig) prestatie geleverd op het WK.
Slide 9 - Question ouverte
Kies de juiste meervoudsvorm.
A
categoriën
B
categorieën
Slide 10 - Quiz
Noteer de juiste meervoudsvorm:
genie
Slide 11 - Question ouverte
Noteer de juiste meervoudsvorm van het woord tussen haakjes:
In de gemeente Breda staan vierhonderd ... (huis) te koop.
Slide 12 - Question ouverte
Met welke uitgang maak je het verkleinwoord van apparaat?
A
je
B
kje
C
pje
D
tje
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste vorm van het verkleinwoord.
A
koala'tje
B
koalaatje
Slide 14 - Quiz
Maak van het woord helm het verkleinwoord.
Slide 15 - Question ouverte
Noteer van het woord tussen haakjes het verkleinwoord.
Onder de persoonsvormen van de zin moet je een ... (streep) zetten.
Slide 16 - Question ouverte
Noteer de woorden die correct zijn gespeld.
giggantische - logge - nichtje - röntchenfoto - Stadsgracht - verlegen
Slide 17 - Question ouverte
Welke uitspraken zijn waar?
A
Als het enkelvoud eindigt op ie, eindigt het meervoud op ën of op s.
B
Bij het verkleinwoord van afkortingen komt een apostrof.
C
Sommige bn's schrijf je met een trema. Zo maak je het woord korter.
Slide 18 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord hoort niet in het rijtje thuis?
A
dom
B
slim
C
sterk
D
zwak
Slide 19 - Quiz
Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Let op de meervoudsvorm.
A
cowboy
B
lolly
C
menu
D
radio
Slide 20 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
13-10 Herhaling spelling cursus 7
Octobre 2022
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Spelling algemeen
Novembre 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Spelling en grammatica woordsoorten
Septembre 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V4 Par 18 Spelling en interpunctie
Décembre 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Spelling en grammatica woordsoorten
Mars 2023
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Spelling mix oefeningen
Juin 2023
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V4 Par 18 Spelling en interpunctie
Novembre 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Spelling: meervouden en verkleinwoorden
Octobre 2020
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3