Notuleren les 3

Wat is de afkorting van directie?
1 / 36
suivant
Slide 1: Question ouverte
NotulerenMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is de afkorting van directie?

Slide 1 - Question ouverte

Wat is de afkorting van evenals?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de afkorting van firma

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de afkorting van economie

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de afkorting van exemplaar?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de afkorting van Decharge

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de afkorting van dinsdag?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de afkorting van dank?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de afkorting van februari?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de afkorting van eerstvolgend?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Is er een agenda?

Slide 12 - Question ouverte

Is er een verslag van het vorige overleg?

Slide 13 - Question ouverte

Wordt er genotuleerd?

Slide 14 - Question ouverte

De ruimte is netjes, er is voldoende ruimte en er zijn hulpmiddelen.

Slide 15 - Question ouverte

De deelnemers zijn op tijd aanwezig?

Slide 16 - Question ouverte

De deelnemers hebben zich goed voorbereid op dit overleg?

Slide 17 - Question ouverte

De deelnemers doen goed mee?

Slide 18 - Question ouverte

De deelnemers luisteren naar elkaar?

Slide 19 - Question ouverte

De deelnemers laten elkaar uitpraten?

Slide 20 - Question ouverte

De deelnemers geven elkaar op een goede manier feedback?

Slide 21 - Question ouverte

De deelnemers zijn bereid tot oplossingen te komen?

Slide 22 - Question ouverte

De deelnemers zijn bereid bij de uitvoering van de oplossingen een bijdrage te leveren?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Vidéo

Is er een agenda?

Slide 25 - Question ouverte

Wordt er genotuleerd?

Slide 26 - Question ouverte

Is er een verslag van het vorige overleg?

Slide 27 - Question ouverte

De ruimte is netjes, er is voldoende ruimte en er zijn hulpmiddelen.

Slide 28 - Question ouverte

De deelnemers zijn op tijd aanwezig?

Slide 29 - Question ouverte

De deelnemers hebben zich goed voorbereid op dit overleg?

Slide 30 - Question ouverte

De deelnemers doen goed mee?

Slide 31 - Question ouverte

De deelnemers luisteren naar elkaar?

Slide 32 - Question ouverte

De deelnemers laten elkaar uitpraten?

Slide 33 - Question ouverte

De deelnemers geven elkaar op een goede manier feedback?

Slide 34 - Question ouverte

De deelnemers zijn bereid tot oplossingen te komen?

Slide 35 - Question ouverte

De deelnemers zijn bereid bij de uitvoering van de oplossingen een bijdrage te leveren?

Slide 36 - Question ouverte