literaire begrippen

Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreken we in de literatuur van
A
een round character
B
een typetje
C
een antiheld
D
een flat character
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Als een hoofdpersoon niet uitnodigt tot identificatie spreken we in de literatuur van
A
een round character
B
een typetje
C
een antiheld
D
een flat character

Slide 1 - Quiz


Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...
A
versnelling
B
verteltijd
C
vertelde tijd
D
tijdsprong

Slide 2 - Quiz


In een dialoog is altijd sprake van:
A
vertraging
B
versnelling
C
scène
D
tijdsprong

Slide 3 - Quiz


Hoe heet dit stuk tekst dat je vindt in een boek voor het verhaal begint?
A
opdracht
B
motto
C
intertekstualiteit

Slide 4 - Quiz


Een thema is ...
A
het verhaalelement uit een sprookje
B
het grondmotief
C
de opdracht van de schrijver
D
de bedoeling van het boek weergegeven in het motto

Slide 5 - Quiz


Romeo en Julia kan een ...
A
motief zijn
B
motto zijn
C
thema zijn
D
verklaring zijn

Slide 6 - Quiz

Welke van de volgende beweringen is of zijn juist?
I “En zij leefden nog lang en gelukkig” als einde van een sprookje is een voorbeeld van een gesloten einde.
II Bij een open einde weet je nooit hoe het verhaal is afgelopen.
A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
zowel I als II is juist
D
zowel I als II is onjuist

Slide 7 - Quiz


Welk van de volgende karakters past het best bij het begrip “flat character”?
A
Harry Potter (Harry Potter)
B
Iron Man (The Avengers)
C
Olaf (Frozen)

Slide 8 - Quiz

In welk perspectief is dit geschreven:
“Ik besloot, ondanks mijn zenuwen, de deur te openen.”
A
belevend ik
B
verhalend ik
C
personaal perspectief

Slide 9 - Quiz

Wie is een voorbeeld van de antagonist?
A
Phineas
B
Candice
C
Ferb
D
Dr. Doofenshmirtz

Slide 10 - Quiz

Welk van de antwoorden is het meest waarschijnlijke antwoord op de vraag: “Wat is de verteltijd?”
A
295 pagina’s
B
32 dagen
C
19e eeuw

Slide 11 - Quiz


Hoe heet dit stuk tekst dat je vindt in een boek voor het verhaal begint?
A
opdracht
B
motto
C
intertekstualiteit

Slide 12 - Quiz


Wat is een novelle?

A
een tekst met minder dan 80 bladzijden
B
een tekst bestaat uit 80 tot 100 bladzijden
C
een tekst met meer dan 100 bladzijden

Slide 13 - Quiz

Welk begrip is geen manipulatietechniek om spanning te creëren?
A
cliffhanger
B
niet-chronologische volgorde
C
verhaalstructuur

Slide 14 - Quiz


Het personage Viko is een voorbeeld van een...
A
een round character
B
een flat character
C
een type
D
een stereotype

Slide 15 - Quiz


Het personage Elias is een voorbeeld van een...
A
een round character
B
een flat character
C
een type
D
een stereotype

Slide 16 - Quiz

In het verhaal Het adres is het hebben van kennis over de ... cruciaal voor je tekstbegrip.
A
setting
B
(historische) tijd
C
scène
D
cliffhanger

Slide 17 - Quiz

Het veranderen van seizoenen in de film Father & Daughter is een voorbeeld van:
A
een thema
B
een leidmotief
C
de ruimte
D
de tijd

Slide 18 - Quiz