GYM 2 - maandag 28-9 (Spelling hh + nakijken woordenschat & Lezen)

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Schrift
  • iPad dicht op tafel
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nodig: 
  • Nieuw Nederlands
  • Schrift
  • iPad dicht op tafel

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Nakijken opdr. 6 'Woordenschat' & opdr. 4 'Lezen'
  2. Spelling
  3. Aan de slag!


Tweede les: bijvoeglijke bepaling (grammatica)

Slide 2 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 6 Woordenschat hf. 1 p. 23
&
Opdracht 4 Lezen hf. 1 p. 11

Slide 3 - Diapositive

Woordenschat opdr. 6 p. 23
1. Strategie
2. Onderschrijven
3. Onontbeerlijk
4. Infanterie
5. Guerrilla
6. Logistiek
7. Fysiek
8. Beramen
9. Propaganda
10. Defensief

Je houdt over: capituleren, demoraliseren, fingeren, prestige, vermeend.
Lezen opdr. 4 p. 11

Slide 4 - Diapositive

Upload hier je nagekeken huiswerk

Slide 5 - Question ouverte

Lesdoel

Je kent de spellingregels van lj 1 (hoofdletters, leestekens, 
meervoud, bijv. nw.).



Slide 6 - Diapositive

Waarom is spelling belangrijk?
leraar jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn ik gaf jaap een uitbrander waarop die zei ach vent, loop naar de duivel en wat hebt u toen gedaan vraagt de directeur ik ben meteen naar u toegekomen antwoordt leraar jansen

Slide 7 - Diapositive

Hierom dus!
Leraar Jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur.
"Ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn. Ik gaf Jaap een uitbrander waarop die zei: Ach vent, loop naar de duivel!"
"En wat hebt u toen gedaan?" vraagt de directeur.
"Ik ben meteen naar u toegekomen", antwoordt leraar Jansen.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 9 - Question ouverte

Hoofdletters
  1. Aan het begin van een zin
  2. Bij namen
  3. Bij woorden die van namen zijn afgeleid


Niet bij:

dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 10 - Diapositive

Met of zonder hoofdletters?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
PSV
B
psv

Slide 12 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 13 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 14 - Quiz


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
In een aanhef schrijf je de eerste verwijzing naar een naam altijd met een hoofdletter. Het is dus meneer Van Dalen, Jan van Dalen of meneer J. van Dalen. 
A
mevrouw van Zaalen
B
Katya van Zaalen
C
docente Van Zaalen
D
K.L. van Zaalen

Slide 15 - Quiz

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
Tussen de delen van een opsomming
B
Voor voegwoorden (maar, doordat)
C
Tussen twee persoonsvormen
D
Voor een toelichting of aankondiging (bijv. opsomming of citaat)

Slide 16 - Quiz

Leestekens

Punt: aan het einde van een gewone zin

Vraagteken: aan het einde van een vraag

Uitroepteken: aan het einde van een zin om extra nadruk te geven

Komma:

  • Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Na een naam of een uitroep aan het begin van een zin
  • Voor een naam of een uitroep aan het einde van een zin
  • Voor voegwoorden (maar, omdat, tenzij, want etc.)


Slide 17 - Diapositive

Leestekens vervolg

Dubbele punt: voor een toelichting of aankondiging (van bijvoorbeeld een opsomming of citaat)

Aanhalingstekens: Voor en na een citaat

Slide 18 - Diapositive

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
skiën
perziken
boefen
boefjes

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is goed?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 20 - Quiz

Welke is goed?
A
melodieën
B
melodiën

Slide 21 - Quiz

Meervouden

Meervoud op -en:

- -en achter een woord. (land-landen)


- woorden op -ee krijgen meervoud met -ën (zee - zeeën)

- woorden op -ie krijgen meervoud met -ën of -n (knie - knieën,  bacterie - bacterieën) --> let op klemtoon!


Slide 22 - Diapositive

Meervoud vervolg

Meervoud op -s:

- een -s achter het woord zetten (kijkers)

- bij -a, -o, -u, -i of -y krijg je 's (pony's, baby's)

- bij afkortingen krijg je 's (wc's)


Let op: cadeaus, displays.

Slide 23 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
  • Bij een lange vorm een - e achter het woord zetten.
  • Soms een letter verdubbelen (stil - stille)
  • Soms een a, e, o of u weghalen (duur, dure)
  • Soms van een -f een -v maken (lief, lieve)
  • Soms van een -s een -z maken (boos, boze)

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag!
  • Maak opdracht 2 t/m 5 (p. 33 - Spelling)

Eerste 10 minuten in stilte werken, daarna mag je overleggen op fluistertoon.  


Klaar? Kies iets uit de Talen-Ontdekdoos of pak een mooi boek uit de kast en ga lekker lezen.
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk & TaalVout

Huiswerk voor volgende week dinsdag:

Maak opdracht 2 t/m 5 (p. 33 - Spelling).

Slide 26 - Diapositive