Communiceren met de doelgroep week 7

Theoriebron 15: Gedrag van kinderen 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Theoriebron 15: Gedrag van kinderen 

Slide 1 - Diapositive

Programma
inchecken
terugblik naar vorige week
theorie
opdrachten
afsluiten 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog van communiceren met kinderen in een bepaalde ontwikkelingsfase? Voorbeelden....

Slide 3 - Carte mentale

Upload hier een foto van je kerstboom

Slide 4 - Question ouverte

Heb je voorbeelden van verschillend gedrag van kinderen?

Slide 5 - Carte mentale

Inleiding 
  • In de communicatie met kinderen heb je altijd te maken met het gedrag dat een kind laat zien. 
  • Soms is dat gedrag dat je graag wilt zien en wilt stimuleren. Soms is het juist ongewenst gedrag, waarop je het kind wilt aanspreken. 
  • Hoe je omgaat met het gedrag van kinderen speelt een belangrijke rol. 
  • Het heeft effect op een veilig klimaat in de groep en is bepalend voor hun ontwikkeling.

Slide 6 - Diapositive

Gewenst en ongewenst gedrag

  • Er is geen algemene definitie van gewenst of ongewenst gedrag. Wat gewenst of ongewenst gedrag is, hangt af van de persoon om wie het gaat, de situatie en de leeftijdsfase waarin het kind zit. 
  • Daarnaast is het afhankelijk van de doelgroep en van je eigen normen en waarden. 
  • Je kunt je voorstellen dat het uitmaakt of een puber iets tegen je zegt of wanneer een kind dat doet. 
  • Ook ligt het anders wanneer diegene bijvoorbeeld een ontwikkelingsstoornis heeft, of een psychiatrische beperking. Bovendien is het voor iedereen verschillend. 
  • Misschien vind jij bepaald gedrag van een kind zeer ongewenst, en vindt jouw collega dit niet.


Slide 7 - Diapositive

Grenzen 
  • Belangrijk  dat je je eigen grenzen kent en bewaakt. 
  • Wees je bewust van je eigen grenzen en geef ze op tijd aan. 
  • Je kunt op verschillende manieren grenzen stellen: De ik-boodschap  
  • Daarnaast is het belangrijk om ook je collega’s aan te durven spreken. 
  • Als een kind over jouw grens gegaan is, kun je dit met een collega bespreken. Ook als je ziet dat een kind bij een collega gedrag laat zien dat jij niet accepteert, kun je dit bespreekbaar maken. Het is niet alleen voor jezelf zaak dat je grenzen stelt, maar het is eveneens noodzakelijk voor de kinderen zelf. 
  • Het geeft ze een gevoel van duidelijkheid en veiligheid. Grenzen dragen dus bij aan een veilig pedagogisch klimaat.

Slide 8 - Diapositive

Assertiviteit, subassertiviteit en agressie 
Assertief zijn betekent dat je gevoelens, behoeften en gedachten eerlijk uit. 
Je houdt hierbij rekening met de gevoelens van de ander. 
Je zegt wat je bedoelt en je bedoelt wat je zegt. 
Je durft ook nee te zeggen. 
Assertiviteit draagt bij aan een goede communicatie. 

Subassertiviteit houdt in: het opzijschuiven van je eigen belangen. Je probeert de ander te behagen en conflicten te voorkomen. Als je dit gedrag vertoont, blijven mensen je aardig vinden. Het nadeel is dat je eigenbelang ondergesneeuwd raakt en je gevoel voor eigenwaarde verslechtert. 

Als je overassertief bent, ben je eigenlijk té assertief. Je legt je eigen wensen op aan anderen. Je valt snel anderen aan en kunt gaan domineren. De kans is groot dat je regelmatig over de grenzen van anderen heen gaat.

Slide 9 - Diapositive

Hoe kan deze drie aspecten invloed hebben op de pedagogisch klimaat op een groep?

Slide 10 - Carte mentale

Positief gedrag stimuleren 
  •  cruciaal dat je positief gedrag stimuleert. Je geeft hiermee aan welk gedrag je graag wilt zien. 
  • Hoe je dat doet, hangt af van de leeftijd van het kind. Glimlachen en complimenten geven is hierbij altijd belangrijk. Als je het te vaak doet, zal het kind het niet meer serieus nemen. 
  • Zorg er dus voor dat je meent wat je zegt.
  •  Een kind voelt feilloos aan wanneer jouw uitingen niet oprecht zijn. Wanneer het kind ouder wordt, wil het ook serieus genomen worden. 
  • Sluit hierbij dus ook aan bij de ontwikkelingsfase van het kind. Wanneer je bijvoorbeeld tegen een puber zegt dat hij zijn bordje goed heeft leeggegeten, sla je de plank snel mis en bereik je niet het gewenste resultaat.

Slide 11 - Diapositive

Aanspreken op ongewenst gedrag 
Hoe je dat doet, is opnieuw afhankelijk van de leeftijd van het kind. 
Bij een dreumes ben je kort en duidelijk, zodat hij de instructies begrijpt. Is het kind ouder, dan leg je uit waarom iets niet mag. Op deze manier leert hij hiervan en stimuleer je de zelfstandigheid van het kind. 
Humor is hierbij essentieel. Zo kun je op luchtige wijze kenbaar maken welk gedrag niet gewenst is. 
Stel, een puber zit met zijn voeten op tafel en vraagt wat er gegeten wordt. Een reactie zou dan kunnen zijn: ‘Zo te zien zweetsokken!’ 
Op deze manier komt de boodschap over zonder de puber steeds aan te spreken. 
Dit neemt de weerstand weg. Blijf ook vooral feitelijk en pas op met beschuldigingen.

Slide 12 - Diapositive

Begeleiden van interacties 
  • Het is voor de ontwikkeling van kinderen goed dat ze in aanraking komen met leeftijdsgenootjes.
  •  Zo kunnen ze oefenen in het omgaan met elkaar. 
  • Zowel de kinderopvang als de school is een ideale plaats om de sociale vaardigheden te oefenen.
  •  Kinderen doen daarbij positieve én negatieve ervaringen op.
  •  Als pedagogisch medewerker en onderwijsassistent heb je hierdoor een belangrijke functie. Door ondersteuning en begeleiding heb jij veel invloed op de interacties tussen kinderen. 
  • Het is niet alleen belangrijk dat je zelf positieve interacties met kinderen aangaat, maar ook dat je de interacties tussen kinderen onderling stimuleert. 

Slide 13 - Diapositive

Een pedagogisch medewerker die de onderlinge interactie tussen kinderen bevordert: 

  1. schept mogelijkheden voor interacties tussen kinderen
  2. merkt positieve interacties tussen kinderen op en beloont deze
  3. laat je zien hoe je op een positieve manier met elkaar omgaat.

Slide 14 - Diapositive

In de praktijk 
  • Wanneer kinderen negatieve interacties met elkaar hebben, is het goed dat je de situatie en de gevoelens van de betrokken kinderen benoemt. 
  • Hierdoor voelen kinderen zich gezien. 
  • Daarna kun je de kinderen helpen hun conflict op te lossen. 
  • Leer ze hoe ze op een positieve manier met elkaar om kunnen gaan. Is er een vaste groep met een veilig groepsklimaat, dan krijgen kinderen de kans om hechte relaties met elkaar op te bouwen. 
  • Hierdoor ontstaan waardevolle interacties tussen kinderen. Het is van belang dat je niet alleen reageert op negatieve interacties, maar ook wanneer het juist heel goed gaat. 
  • Als kinderen elkaar een compliment geven of fijn samen spelen, benoem je dit ook. 
  • Dit is erg goed voor het zelfvertrouwen.
  •  Kinderen die positieve ervaringen opdoen in de sociale omgang met andere kinderen, ontwikkelen zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en een groter inlevingsvermogen.

Slide 15 - Diapositive

Hoe is de les gegaan?
A
Ik snap de theorie en kan verder
B
Ik snap het wel, maar moet nog een keer lezen
C
Ik snap er helemaal niets van!
D
Ik heb vragen

Slide 16 - Quiz

Geen opdrachten
Wel verder met je beroepsproduct.......

Slide 17 - Diapositive