4H_Formuleren_dubbelop_onjuistverwijzen_incongruentie

Formuleren: dubbelop
Iets wordt op de een of andere manier twee keer gezegd

  • Onjuiste herhaling
  • Tautologie
  • Pleonasme
  • Contaminatie
  • Dubbele ontkenning

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren: dubbelop
Iets wordt op de een of andere manier twee keer gezegd

  • Onjuiste herhaling
  • Tautologie
  • Pleonasme
  • Contaminatie
  • Dubbele ontkenning

Slide 1 - Diapositive

Formuleren: verwijswoorden
Om te bepalen welk verwijswoord je moet gebruiken, moet je eerst het woord zoeken waar je naar wilt verwijzen.
Kies de kern van de woordgroep als je verwijst naar een (deel) van een zin.
De Vereniging Genderdiversiteit voor mensen die zich niet thuisvoelen in de hokjes 'man' en 'vrouw' presenteert haar jaarverslag in mei.

Slide 2 - Diapositive

Formuleren: incongruentie
Het getal van het onderwerp moet overeenkomen (congrueren) met het getal van de persoonsvorm.
Is er sprake van een meervoudig onderwerp met een persoonsvorm voor het enkelvoud (of andersom) dan spreek je van incongruentie.
Een zwerm bijen achtervolgde de jongen. (goed: een zwerm is enkelvoud)


Slide 3 - Diapositive

De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
A
pleonasme
B
contaminatie
C
tautologie
D
onjuiste herhaling

Slide 4 - Quiz

De nieuwe PS5 kost duur.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 5 - Quiz

Aan haar heb ik echt een hekel aan.
A
dubbele ontkenning
B
onjuiste herhaling
C
contaminatie
D
onjuist verwijswoord

Slide 6 - Quiz

Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 7 - Quiz

‘Boontje komt om zijn loontje’ is een vaste standaarduitdrukking van hem.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 8 - Quiz

Wilt u mij verexcuseren, dat zal ik even moeten nachecken.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie 2x
D
onjuiste herhaling

Slide 9 - Quiz

Fouten met verwijswoorden
Verwijswoord =
  • een woord dat vooruit of terug wijst naar een woord verderop of naar een eerder genoemd woord.
Antecedent =
  • een woord, woordgroep of zin waarop het verwijswoord terugslaat

Slide 10 - Diapositive

Fouten met verwijswoorden
  • De man waarop ik wachtte, droeg een hoed.

Wat gaat er mis?

Slide 11 - Diapositive


Vul een passend verwijswoord in:
Hij is de enige __ dat weet.

Slide 12 - Question ouverte

Vul een passend verwijswoord in:
Suus bezocht haar opa en gaf ___ een tijdschrift.

Slide 13 - Question ouverte

Vul een passend verwijswoord in:
Morgen kiest het verenigingsbestuur ___ nieuwe voorzitter.

Slide 14 - Question ouverte

Vul een passend verwijswoord in:
De honden waren onrustig, dus ik ben met ___ gaan wandelen.

Slide 15 - Question ouverte

''De eenzame man had niemand ... hij kon bouwen.''
A
waarop
B
waarmee
C
op wie
D
met wie

Slide 16 - Quiz

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
hem
D
die

Slide 17 - Quiz

''De jongen ... Juliette staat te wachten, is de vriend van haar zus.''
A
wat
B
waarmee
C
op wie
D
waarop

Slide 18 - Quiz

Literatuur in havo 4 is vaak lastig. Ze zijn niet voor elke leerling geschikt om te lezen.
A
deze zin is goed
B
deze zin is fout

Slide 19 - Quiz

Waarom is de zin fout: Literatuur in havo 4 is vaak lastig. Ze zijn niet voor elke leerling geschikt om te lezen.

Slide 20 - Question ouverte

Hoe noem je het woord waar een verwijswoord naar verwijst?
A
een persoon
B
een ding
C
een abstractie
D
een antecedent

Slide 21 - Quiz

De Verenigde Staten heeft besloten om een nieuwe verkiezing te organiseren.
A
incongruentie
B
contaminatie
C
dubbelop
D
fout met verwijswoord

Slide 22 - Quiz

Volgens Van Gaal geeft de media een foute weergave van de gebeurtenissen.
A
pleonasme
B
deze zin is goed
C
contaminatie
D
incongruentie

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive