H3 - blok 4 schrijven - Bedrijvende of lijdende vorm

Welkom!
Lesdoelen:
- weten jullie wat de bedrijvende en lijdende vorm is
- kunnen jullie een bedrijvende zin lijdend maken en andersom
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Lesdoelen:
- weten jullie wat de bedrijvende en lijdende vorm is
- kunnen jullie een bedrijvende zin lijdend maken en andersom

Slide 1 - Diapositive

Formuleren hst 5
Bedrijvende vorm: actieve zin
Lijdende vorm: passieve zin. Heeft altijd een vorm van 'worden' of 'zijn' bij zich. Heeft vaak  een bepaling met 'door'. 

De buren belden de politie toen er werd ingebroken.
De politie werd gebeld door de buren toen er werd ingebroken.


Slide 2 - Diapositive

Formuleren hst 5
Let op bij het omzetten naar een lijdende zin:

- gebruik dezelfde tijd als de originele zin
- zorg dat je alle zinsdelen gebruikt en niets toevoegt
- lijdend voorwerp wordt het onderwerp
- het onderwerp wordt een bepaling met 'door'

Slide 3 - Diapositive

Wat is de lijdende vorm van 'de jongen gooit de bal'?
A
De bal wordt door de jongen gegooid.
B
De bal is gegooid door de jongen.
C
De jongen gooit de bal.
D
De bal wordt gegooid door de jongen.

Slide 4 - Quiz

Wat is de bedrijvende vorm van 'de kat wordt geaaid door het meisje'?
A
De kat wordt geaaid door het meisje.
B
Het meisje aait de kat.
C
De kat wordt door het meisje geaaid.
D
De kat is geaaid door het meisje.

Slide 5 - Quiz

Wat is de bedrijvende vorm van 'de auto wordt gerepareerd door de monteur'?
A
De monteur repareert de auto.
B
De auto wordt door de monteur gerepareerd.
C
De auto is gerepareerd door de monteur.
D
De auto wordt gerepareerd door de monteur.

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm?
A
Het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm is wie de handeling uitvoert.
B
Er is geen verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.
C
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin de handelende persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin de handeling ondergaat.
D
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin altijd een persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin altijd een object is.

Slide 7 - Quiz

Welke zin staat in de lijdende vorm?
A
Hans heeft mijn jas gisteren per ongeluk meegenomen.
B
Mijn jas is gisteren per ongeluk door Hans meegenomen.
C
Hans zou mijn per ongeluk hebben meegenomen.
D
Hans zal mijn jas per ongeluk gaan meenemen

Slide 8 - Quiz

De lijdende vorm wordt ook wel de actieve vorm genoemd.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat denk jij dat een lijdende vorm (passieve zin) inhoudt?
A
Iemand die pijn heeft.
B
Een zin met een lijdend voorwerp.
C
Iets of iemand ondergaat de handeling in een zin.
D
Iets of iets doet iets in een zin.

Slide 10 - Quiz

In de lijdende vorm doet het onderwerp ...
A
iets
B
niets

Slide 11 - Quiz

'Ik schonk de thee in' wordt in de lijdende vorm ...
A
Ik heb de thee ingeschonken
B
De thee werd door mij ingeschonken
C
Ik schenk de thee in
D
De thee wordt door mij ingeschonken

Slide 12 - Quiz

Een zin in de lijdende vorm bevat altijd het hulpwerkwoord worden of zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Een zin in de lijdende vorm heeft nooit een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Hoe maak je een lijdende vorm?
A
Je maakt van het onderwerp een lijdend voorwerp
B
Je maakt van het meewerkend voorwerp een lijdend voorwerp
C
Je zet de bijwoordelijke bepaling achteraan
D
Je maakt van het lijdend voorwerp het onderwerp

Slide 15 - Quiz

Selecteer de zin in de lijdende vorm.
A
De koe eet gras.
B
Door de koe wordt het gras gegeten.
C
De koe graast.
D
Obama eet de koe.

Slide 16 - Quiz

Niemand neemt mij serieus!
Welke lijdende vorm is goed?
A
Ik werd door niemand serieus genomen
B
Ik word door niemand serieus genomen

Slide 17 - Quiz

Welk woord attendeert je op de lijdende vorm?
A
met
B
door
C
bij
D
aan

Slide 18 - Quiz

Deze zin staat in de lijdende vorm.
Het gerecht wordt door de ober geserveerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Welke zin staat in de (passieve) lijdende vorm?
A
Lieke zette de taart op het aanrecht
B
De taart wordt door Lieke op het aanrecht gezet
C
Het aanrecht krijgt een taart van Lieke
D
Wordt de taart op het aanrecht gezet

Slide 20 - Quiz

Welke zinnen staan in de lijdende vorm?
timer
0:30
A
Door Rianne was een prachtige foto gemaakt van een zonsondergang.
B
Toneelspelers repeteren dagelijks voor de komende voorstelling.
C
Door de omwoners werd met man en macht aan de omgewaaide boom getrokken.

Slide 21 - Quiz

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De bloemen worden geplukt door de kinderen.'
A
Lijdende vorm
B
Allebei
C
Bedrijvende vorm
D
Geen van beide

Slide 22 - Quiz

Zet om naar de lijdende vorm:
Kim zal haar haren gewassen hebben.
A
De haren zijn door Kim gewassen
B
De haren waren door Kim gewassen
C
De haren zouden door Kim gewassen zijn.
D
De haren zullen door Kim gewassen zijn

Slide 23 - Quiz

Welke zin staat in de lijdende vorm?
A
Door de hond was de bank al snel kapot.
B
De leerling zakte al wippend door de stoel heen.

Slide 24 - Quiz

Staat de zin in de bedrijvende of de lijdende vorm?

Er is gisteren bij hem ingebroken.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 25 - Quiz

Ik kan nu zinnen omzetten van de bedrijvende naar de lijdende vorm en andersom.
Ja
Nee
Met wat hulp lukt het me.

Slide 26 - Sondage

Aan de slag..
Maak opdracht 3 van schrijven blok 4

Extra oefenen:
https://www.cambiumned.nl/stijl/formuleren/
oefening 1, 2 en 3: lijdende en bedrijvende vorm

Slide 27 - Diapositive