Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Bijna klaar met periode 4,....maar waar ging het allemaal over???
Slide 2 - Question ouverte
Schaal en Schelpdieren
Slide 3 - Diapositive
Welke eetbare Schelpdieren kun jij opnoemen?
Slide 4 - Question ouverte
De meeste schaal en schelpdieren worden gekweekt.
Klopt!
Niet waar!
Slide 5 - Sondage
Wat bedoelen ze met; 'Oesters zijn hermafrodite'?
A
Oesters zijn eerste 3 a 4 jaar vrouwelijk en daarna mannelijk
B
Oesters zijn eerste 3 a 4 jaar mannelijk en daarna vrouwelijk
C
Oesters bepalen zelf hun geslacht.
D
Oesters nemen het geslacht aan waar het meeste behoefte aan is.
Slide 6 - Quiz
platte oester
Wilde oester
Zeeuwse oester
Japanse oester
Duurder
Goedkoper
Zachter vlees
Steviger vlees
Slide 7 - Question de remorquage
Als het gaat over; Jumbo, Goudmerk, super, extra, imperiaal. Over welk schelpdier gaat het dan?
Slide 8 - Question ouverte
Wulken Karakollen
Alikruiken (Krukkels)
Mossels
Mesheft
Sint Jacobs schelp
Slide 9 - Question de remorquage
Welke soorten Schaaldieren ken je?
Slide 10 - Question ouverte
Welk van onderstaande is een Langoust?
A
B
C
D
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Warme Bereidingstechnieken
Slide 13 - Diapositive
Welke warme bereidingstechnieken zijn er?
Slide 14 - Question ouverte
Welke producten zijn geschikt om te stoven?
A
Producten met veel bindweefsel en die hard en vlezig zijn.
B
Producten met weinig bindweefsel en die zacht en waterig zijn.
C
Producten met weinig bindweefsel en die hard en vlezig zijn.
Slide 15 - Quiz
Wat wordt bedoeld met arroseren?
A
Het product aan een spit boven de warmtebron rustig te laten draaien.
B
Een rastervorm op het product grillen door het product een kwart slag te draaien op de gril.
C
tijdens het bakken in een pan, de bakboter over het product lepelen.
Slide 16 - Quiz
Hoe kun je een groot en dik stuk vlees of vis toch geleidelijk garen door te grillen?
A
Door veel vetstof te gebruiken tijdens het grillen van het product.
B
Door het product heel veel te draaien zodat het niet kan verbranden.
C
Door te spelen met de afstand van het product tot de hittebron.
Slide 17 - Quiz
Welke afbeelding is een biefstuk?
A
B
C
D
Slide 18 - Quiz
rare raw 40
Medium rare 50
Medium 55
Rose medium well 60
well-done 65
Slide 19 - Diapositive
Wat krijgt een gegrilld product wel dat een gepocheerd product niet krijgt?
A
roastingsmaak
B
juiste quisson
C
marinade
D
bijgerechten, garnituren zoals saus
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Koude, warme sauzen en samengestelde boters.
Vet en olie
Slide 23 - Diapositive
Wat is het verschil tussen een olie en een vet
A
een olie is bij kamertemperatuur vloeibaar en een vet is vast
B
een olie is altijd dierlijk en een vet is plantaardig
C
een olie is altijd verzadigd en een vet is meervoudig onverzadigd
Slide 24 - Quiz
In een eidooier zit lechitine, waar zorgt dit stofje voor bij het maken van mayonaise?
Slide 25 - Question ouverte
Zoek een afbeelding van een cocktailsaus.
Slide 26 - Question ouverte
Wat is een liaison?
A
Een mengsel van aardappel en eidooiers.
B
Een mengsel van room en eidooiers.
C
Een mengsel van boter en eidooiers.
Slide 27 - Quiz
Bechamelsaus is een klassieke witte basissaus. In welke van gerechten kun je deze saus tegenkomen?
A
pasta bolognese
B
boeuf stroganoff
C
lasagne
Slide 28 - Quiz
Uit hoeveel % vet bestaat boter gemiddeld?
A
82 %
B
71 %
C
16 %
D
94 %
Slide 29 - Quiz
Wat is geklaarde boter?
A
Gesmolten boter zonder eiwitten en zonder vocht.
B
Gesmolten boter zonder water.
C
Gesmolten uitgebruiste boter
Slide 30 - Quiz
Een wittewijnsaus wordt op de klassieke manier gemaakt van een basis vis veloutésaus. Hiervoor word witte wijn ingekookt met gesnipperde ui, peperkorrels.Hoe noem je zo’n ingekookte vloeistof?