T01 - 1.17 Communicatie: het belang van lichaamstaal

Met je ogen maak je contact met publiek
Je gezichtsuitdrukking is positief en enthousiast
Je gebruikt je handen om met gebaren je verhaal te versterken
Je maakt met beweging gebruik van de ruimte
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Met je ogen maak je contact met publiek
Je gezichtsuitdrukking is positief en enthousiast
Je gebruikt je handen om met gebaren je verhaal te versterken
Je maakt met beweging gebruik van de ruimte

Slide 1 - Diapositive

Wat gebruiken we het meest?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 2 - Quiz

Op welke manier communiceren wij het meest op non-verbaal vlak?
A
stemgebruik
B
lichaamstaal

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je al over lichaamstaal?
Ga naar 1.17.1 Even opfrissen. Maak de twee voorkennisoefeningen.

Slide 5 - Diapositive

Theorie en oefeningen over lichaamstaal

Hoe herken je het?
Wat is het effect van lichaamstaal?

Ga naar 1.17.2 Het belang van lichaamstaal. 
1. Bestudeer de theorie.
2. Maak oefening 1 + 2 + 4.

Slide 6 - Diapositive

Je krijgt een kaartje met een bepaalde houding, emotie of uitstraling.  De andere leerling is een levend standbeeld dat door jou geboetseerd moet worden. Geef aanwijzingen over houding, handen, gezicht, mond, ogen ...

Voor de beeldhouwer:
Wees concreet, maar benoem niet wat op het kaartje staat. 
Voor het standbeeld:
Neem de aanwijzingen heel letterlijk.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht: mimische collage in duo's
  • Maak een mimische collage met 20 verschillende gezichtsuitdrukkingen.
  • Doe dit in duo's, maar zorg ervoor dat er evenveel afbeeldingen van elke leerling aanwezig zijn in je collage (2x 10).
  • De meeste voorbeelden van mimiek moeten een emotie oproepen. Emoties en uitdrukkingen zoals verveeld, kwaad, opgewekt, tevreden, verbaasd, angstig, droevig, blij, geschrokken, verliefd, onwetend, bedenkelijk, vies, verward, speels/verleidend ... 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Waarheid of leugen?
Stap 1
Bedenk 2 korte verhalen over jezelf: 1 is waarheid, het andere verhaal is een leugen.

Stap 2
Uitwisselen. Maak gebruik van lichaamstaal om je verhaal te versterken. Lukt het om de waarheid te achterhalen of juist te verhullen?

Slide 12 - Diapositive

Waarheid of leugen?

Slide 13 - Diapositive