M4 February 23rd chapter 5 (5)

• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Today

1.Examentraining page  11 - 13

2. repeat grammar chapter 4

3. Finish in Learnbeat: Grammar

    A, B, C, D + Reading B, C

4. Do in Learnbeat Reading A

What's next? 

Simple, Compound & Complex Sentences

Simple sentence - enkelvoudige zin

1.        hebben 1 onderwerp en 1 persoonsvorm

2.         geen voegwoorden

You can go to the beach.

She cooked

              samengestelde zin - compound sentence

Enkelvoudige zin:  1 onderwerp en 1 persoonsvorm

She      cooked.
 ond       pv

He    cleaned

ond        pv

Samengestelde zin: twee enkelvoudige zinnen verbonden met een voegwoord( and, but, for, nor, or, so, yet)

                                       She cooked and he cleaned.

Complex sentences

* Bestaat uit een hoofdzin en een of  meerdere bijzinnen.

* Hoofdzin en bijzin(en) worden samengevoegd door een voegwoord.

* voorbeelden voor voegwoorden: since, while, because, although, after, 

    before, unless.

The human brain never stops working until you stand up and speak in public.

Relative Pronouns - betrekkelijke voornaamwoorden

Who        mensen

Which   dingen / dieren

That        zowel mensen/ dingen/ dieren 

 

whose   bezit  'van wie' 'wiens' 'wier'

Who  - personen

The thief who robbed an old lady was sent to jail.

                              which - dieren en dingen

            This is the car which was involved in the accident.

                       that  - personen, dingen, dieren.

There goes the girl that looks like Alice.

That heeft hier dezelfde betekenis als who en which

maar het is informeler.

Wanneer gebruik je nooit that?

Soms geeft een bijzin alleen extra informatie, je gebruikt dan nooit that, maar altijd who of which. De bijzin staat tussen komma's.

          This bank, which is quite old, is hard to break into.

Als je de bijzin weglaat, verandert de betekenis van de

zin niet.

Whose

Whose = waarvan, van wie, wiens, wier.

Whose geeft bezit aan.

Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.

Possessive pronouns

Possessive pronoun

	met znw	zonder znw
Mijn	my	mine
jouw	your	yours
zijn	his	his
haar	her	hers
zijn/haar	its	-
onze	our	ours
jullie	your	yours
hun	their	theirs

Possessive pronoun

          Demonstrative Pronouns

There are four demonstrative words 

This - That

These - Those

No homework!

Programme

practise watching and listening