TL3: Chapter 5- Relative Pronouns

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

TL3: Your future Chapter 5

Grammar:Relative Pronouns

Grammar

1. relative pronouns

2. simple, compound, complex sentences

relative pronouns

Relative clauses 

Een relative clause is een bijzin die extra informatie geeft over iets of iemand. Deze bijzinnen kunnen met een aantal woorden beginnen:

Who        

Gebruik je als de bijzin iets zegt over een persoon

She is the girl who won the prize

Sam, who lives next door, is my best friend.

Which

Gebruik je als de bijzin iets zegt over dieren of dingen.

The food, which my mother cooked, tastes great.

The cap which I bought yesterday is blue.

Whose

Gebruik je als je bezit aangeeft. In het NL zeg je dan 'van wie' of 'waarvan'

The girl, whose dad is a bus driver, always walks to school.

Whom

Soms is het eerste woord van de bijzin een voorzetsel. Als je dan iets over een persoon zegt, zeg je whom in plaats van who.

The boy, about whom you told me, is very nice.

My aunt, to whom I'm going next week, lives in Spain.

Relative pronouns- bv

• Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  
• Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.

relative pronoun

Noa sold her phone, which was old and damaged.

relative pronoun

RELATIVE CLAUSES

IMPORTANT:

WHO: bij mensen

WHICH: bij dieren en dingen

THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)

WHOM: bij mensen na een voorzetsel

WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)

This is the movie ____ I like best

1. who
2. which
3. whose
4. whom

The sweater ___ I bought at the mall is green.

1. who
2. which
3. whose
4. that

That is the woman ___ lives next door to my aunt and uncle.

1. who
2. which
3. whose
4. whom

He's the boy ____ mother is a famous singer.

1. who
2. which
3. whose
4. whom

The new iPhone, ...
has a two-year guarantee, costs almost $1000.

1. who
2. which
3. that
4. whose

possessive pronouns

Possessive pronouns

• Bepaal of het bezittelijk voornaamwoord vóór het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst in de zin staat of dat dat niet zo is.

• Bepaal of je een enkelvoudsvorm of meervoudsvorm moet gebruiken.

• Bepaal welk bezittelijk voornaam woord je precies moet gebruiken. 

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.

Is this your pen?

'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?

Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

This book is ... (van mij)

This phone belongs to ... (haar)

This is not the right car, ... car is black! (onze)

This is not ours, this is... (van hun)

Are you sure this phone is really ... ? (van jou)

last one: This is really ... phone! (van hem)

Oefenen!?

Extra oefenen met 

de Possessive pronouns?

Klik op deze link!

of hier

oooooof hier

Extra oefenen met 

de present simple vs present continuous?

Klik op deze link!

of hier

oooooof hier

Extra oefenen met 

de relative pronouns?

kijk op de volgende slides

https:

https:

https:

https: