Hoofdstuk 4 paragraaf 4

H4 §4
Wikken en wegen 

§3: kosten van vervoer
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H4 §4
Wikken en wegen 

§3: kosten van vervoer

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • wat de kosten van een vervoermiddel zijn.
  • Ik kan de kosten van een vervoermiddel berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Prijs per kilometer / kilometerprijs
  • Simpelweg: wat het je kost om een kilometer af te leggen.
  • Allerlei kosten meenemen: reparaties, brandstof, onderhoud, aanschaf.
  • Vervolgens de kosten delen door het aantal gereisde kilometers per periode (meestal jaar).
  • Doel: vergelijken – wat is het goedkoopste? Dit kan per persoon/situatie verschillen.

Slide 4 - Diapositive

Boris heeft een scooter. De totale kosten zijn € 1.254 per jaar. Hij rijdt per jaar 6.600 kilometer.

Wat is de kilometerprijs van de scooter?

Slide 5 - Question ouverte

Voorbeeld: kosten per km - fiets
  • Edwin fietst 3.600 kilometer per jaar. Meestal fietst hij voor zijn plezier. Als het mooi weer is, fietst hij naar zijn werk. Als het kan, zet hij hem in een bewaakte fietsenstalling. Hij laat zijn fiets goed onderhouden door een fietsenmaker. Na 3 jaar ruilt hij zijn fiets in voor een nieuwe.
  • Berekening: kosten per jaar / km per jaar, dus: €288 / 3.600 = €0,08 per kilometer.

Slide 6 - Diapositive

De vriendin van Edwin koopt een fiets voor € 684. Het onderhoud kost € 34 per jaar.
Ze gebruikt hem 4 jaar en ruilt hem dan in voor € 100.
Ze rijdt 1.200 kilometer per jaar.
Wat is de kilometerprijs?

Slide 7 - Question ouverte

Voorbeeld: kosten per km - scooter
  • Edwin heeft een nieuwe scooter. Zijn vrouw gebruikt hem vaker dan hij. Ze rijden 6.000 kilometer per jaar met de scooter. De kosten per jaar zijn hoger dan die van de fiets. Dat komt door de benzine, de hogere aanschafprijs en de onderhoudskosten. De scooter verzekering is ook duurder dan de fietsverzekering.
  • Berekening: kosten per jaar / km per jaar, dus: €1.320 / 6.000 = €0,22 per kilometer.

Slide 8 - Diapositive

Edwin besluit na zes jaar de scooter te verkopen. De scooter heeft € 7.120 gekost. Hij verkoopt deze voor € 400.

Hoeveel heeft de scooter hem per jaar gekost?

Slide 9 - Question ouverte

Voorbeeld: kosten per km - auto
  • Edwin heeft een nieuwe auto. Hij gebruikt hem voor zijn vakantie en voor zijn werk. Hij rijdt 15.000 kilometer per jaar met zijn auto. De kosten van de auto zijn hoger dan die van de scooter. Er komt nog een belangrijke kostenpost bij. Edwin moet belasting betalen voor het bezit van zijn auto.
  • Berekening: kosten per jaar / km per jaar, dus: €5.550 / 15.000 = €0,37 per kilometer

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld: kosten per km – Openbaar vervoer
  • Edwin reist af en toe met het openbaar vervoer. De kosten zijn gemakkelijk te overzien, je betaalt alleen geld als je reist. Het openbaar vervoer rekent met een basistarief en een tarief per kilometer. Je hebt niet te maken met onderhoudskosten, verzekeringskosten en aankoopkosten zoals bij de andere vervoermiddelen.
  • De reiskosten voor het OV bereken je op dezelfde manier: Je deelt de kosten door het aantal kilometers.

Slide 11 - Diapositive

Woon-werkverkeer 
  • Edwin krijgt van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van 16 cent per kilometer. Dit bedrag per kilometer staat vast, hoe hij ook reist. Edwin wil vaker met de fiets naar zijn werk gaan. Dat is gezonder voor hem en beter voor het milieu. Bovendien bezuinigt hij op de benzinekosten. Het nadeel is dat hij met de fiets langer onderweg is.
  • Edwin werkt 206 dagen in het jaar. De afstand tussen woning en werk is 15 kilometer. De reiskostenvergoeding is € 0,16 per kilometer. • Hij reist per dag: 2 × 15 km = 30 km • Hij reist per jaar: 206 × 30 km = 6.180 km • De reiskostenvergoeding per jaar: 6.180 × € 0,16 = € 988,80 • Dat is per maand € 988,80 : 12 = € 82,40

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H4 §4
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 13 - Diapositive

Waarom zijn schoenen uit ontwikkelingslanden vaak zo goedkoop?
A
Omdat er jonge kinderen in de werkplaatsen werken
B
Omdat er veel met machines in de werkplaatsen gewerkt wordt.

Slide 14 - Quiz