Samenvatting - Fascisme, Nationaal Socialisme en communisme

Fascisme, Nationaal Socialisme en communisme

Nieuwe politieke stromingen in het interbellum




1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Fascisme, Nationaal Socialisme en communisme

Nieuwe politieke stromingen in het interbellum




Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 3 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is.

Slide 4 - Diapositive


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
ook  extreem-rechts genoemd

De naam komt van een bijl met takken (fasces) uit het Romeinse Rijk.

Slide 5 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden.


Slide 6 - Diapositive


Benito Mussolini


Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
richt  de Zwarthemden op (knokploeg)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
 de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 7 - Diapositive




De opkomst van Hitler
Duitsland onder Hitler

Slide 8 - Diapositive

Crisis in de wereld vanaf 1929
  • Door overproductie van fabrieken in Amerika, veel kopen op afbetaling en teveel vertrouwen in aandelenhandel, klapt de Amerikaanse economie in elkaar.

  • Landen die veel met de VS handelen, worden de crisis mee in gesleept... 

Slide 9 - Diapositive

Gevolgen:
VS had geen geld meer en stopt de hulp aan Duitsland

Gevolg:   economische crisis

Deze wordt enorm gevoeld in Duitsland.

Slide 10 - Diapositive

Armoede
Werkloosheid

Slide 11 - Diapositive

 Tijdens de verkiezingen van 1930 werd duidelijk dat twee 
anti-democratische partijen konden profiteren van de mondiale crisis: 
  • de communistische KPD en 
  • de NSDAP van Hitler.
Let op de relatie tussen de verkiezingsuitslagen van de NSDAP en de Beurskrach
De Beurskrach en de opkomst van de NSDAP
https://duitslandinstituut.nl/naslagwerk/54/beurskrach-en-politieke-instabiliteit

Slide 12 - Diapositive

 Nationaal-Socialisme
  • Nationaal-Socialisme 

  • Ook wel: nazisme genoemd

Vorm van fascisme 
+ Rassenleer & antisemitisme

Slide 13 - Diapositive

Ideeën van de nationaalsocialisten
  • De NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) profiteert van de crisis.
  • Beloofde economisch herstel.
  • Zou het Verdrag van Versailles ongedaan maken.
  • Een Duitsland om trots op te zijn.
  • 'Verlies WOI en crisis is de schuld van de Jood!'
  • Ideeën Hitlers' NSDAP: 
  • Anti-democratisch
  • Één sterke leider
  • Rassenleer
  • Het Arische ras is beter dan andere rassen.
  • Antisemitisme
  • 'Jodenhaat'

Slide 14 - Diapositive

Rassenleer
  • Rassenleer hoort ook bij het nationaalsocialisme.
     
  • De onwetenschappelijke leer dat er superieure en minderwaardige rassen bestaan. 

Slide 15 - Diapositive

Rassenleer en discriminatie (ka 43)
- Hitler combineert antisemitisme met de rassenleer:
  • verschillen tussen rassen: übermenschen (Ariërs) en untermenschen (bv. joden en zigeuners)
  • aangeboren eigenschappen: uiterlijk én karakter
- Discriminatie: ongelijke behandeling joden 
  • vastgelegd in Neurenbergerwetten (1935) 
  • joden geen burgerrechten, geen vermenging rassen
  • later terreur (Kristallnacht 1938), deportatie en moord

Slide 16 - Diapositive

Beloftes van Hitler
  • Na de wereldcrisis van 1929 kwam Duitsland diep in de problemen. Adolf Hitler profiteerde van de ellende door het volk veel dingen te beloven:
  1. Hitler zou Duitsland uit de economische problemen helpen en de werkloosheid oplossen
  2. nationale eenheid (grondgebied terug, weer een sterk land)
  3.  Hitler beloofde zich niet meer aan het verdrag van Versailles te houden als hij aan de macht kwam
hoe?
  1. grootscheepse propaganda (bewist eenzijige informatie verspreiden)
  2. paramilitair vertoon (geüniformeerde, bewapende, miliaire groepen die bestaan naast het leger, bijvoorbeeld de SA Sturm Abteilung)

Slide 17 - Diapositive

Gevolgen

De NSDAP is bij de verkiezingen van 1932 de grootste partij.

Hitler wordt aangewezen als  Rijkskanselier. (minister-president)

Slide 18 - Diapositive

Hitler wordt kanselier
30 januari 1933
  • Na de verkiezingen van november 1932 wordt de NSDAP de grootste partij.
  • Andere partijen (en de president) kunnen niet meer om Hitler heen: Hitler wordt Rijkskanselier (minister-president). 
  • Er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven, die zouden plaatsvinden in maart 1933.

Slide 19 - Diapositive

Sovjet-Unie
onder Stalin 

Slide 20 - Diapositive


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers controle hebben op alle onderdelen van de samenleving, van scholen en theaters tot kranten en sportclubs. 

Slide 21 - Diapositive

Kenmerken van Stalinisme
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij met sterke leider, Stalin
  • Indoctrinatie door propaganda en censuur
  • extreem onderdrukkend systeem: angst en terreur door geheime politie, strafkampen, showprocessen en zuiveringen.

Slide 22 - Diapositive

Persoonsverheerlijking en indoctrinatie

Slide 23 - Diapositive

Kenmerken van Stalinisme
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie.
  • Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie.
  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat: individu was totaal ondergeschikt aan de staat
  • door middel van showprocessen werden zuiveringen gehouden.

Slide 24 - Diapositive


Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 25 - Diapositive

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 26 - Diapositive


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz
  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 27 - Diapositive


Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 28 - Diapositive



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 29 - Diapositive


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 30 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen jullie kenmerken van het fascisme en communisme benoemen en herkennen.

Ook snappen jullie waarom deze stromingen in deze tijd opgekomen zijn.

Slide 31 - Diapositive