Les #3 herhaling zenuwen, impuls

H13 Zenuwstelsel
  • Dit is een herhalings lessonup over Hormonen
  • je kunt deze zelfstandig doornemen en de vragen beantwoorden.
  • er zitten uitlegvideo's tussen. Kijk deze als je het onderwerp nog niet goed beheerst.
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

H13 Zenuwstelsel
  • Dit is een herhalings lessonup over Hormonen
  • je kunt deze zelfstandig doornemen en de vragen beantwoorden.
  • er zitten uitlegvideo's tussen. Kijk deze als je het onderwerp nog niet goed beheerst.

Slide 1 - Diapositive

Zenuwcel
(neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede
6. Synaps

Slide 2 - Diapositive

Een axon is altijd langer dan een dendriet
A
ja
B
nee, alleen bij een motorisch neuron
C
nee, alleen bij een schakelneuron
D
nee, alleen bij een sensorisch neuron

Slide 3 - Quiz

Soorten neuronen
  • Impulsen ontvangen en doorgeven
  • Dendriet ontvangt impulsen
  • Axon geleidt impulsen van cellichaam af
  • Axon eindigt in synaps, spleet tussen uiteinde neuron en doelwit
  • Cellichamen alle neuronen in of vlak bij CZS

Slide 4 - Diapositive

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 5 - Quiz

Waarom gaat een reflex zo snel?
A
De impuls hoeft niet naar de hersenen
B
Een reflex krijgt voorrang in de hersenen
C
Een reflex zie je aankomen en daardoor ben je er al klaar voor
D
De afstand is vaak lekker kort

Slide 6 - Quiz

Werking synaps
  1. Blaasjes met neurotransmitters (signaalstof) versmelten met celmbraan als er een impuls aankomt
  2. Neurotransmitter komt vrij in synaptische spleet
  3. Neurotransmitter bindt aan receptor van doelwitcel en geeft de 'boodschap' door

Slide 7 - Diapositive



De hoeveelheid neurotransmitter die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht is niet constant.

Waarvan is de hoeveelheid transmitter afhankelijk?
A
van de frequentie waarmee impulsen aankomen
B
van de herkomst van de aankomende impulsen
C
van de sterkte van de aankomende impulsen
D
van de sterkte van de actiepotentiaal van de zenuwcel vóór de synaps

Slide 8 - Quiz

Als de endeldarm voller wordt, oefent de ontlasting steeds meer druk uit op de wand. Dit heeft een reflex tot gevolg waardoor de buitenste
sluitspier bij de anus zich meer gaat samentrekken om de ontlasting binnen te houden. Om deze reflex te laten optreden worden impulsen langs drie typen zenuwcellen geleid: bewegingszenuwcellen, gevoelszenuwcellen en schakelcellen.Wat is de volgorde waarin de impulsen zenuwcellen geleid?
A
bewegingszenuwcellen => gevoelszenuwcellen => schakelcellen
B
bewegingszenuwcellen => schakelcellen => gevoelszenuwcellen
C
gevoelszenuwcellen => bewegingszenuwcellen => schakelcellen
D
gevoelszenuwcellen =>schakelcellen =>bewegingszenuwcellen

Slide 9 - Quiz

Welke beweringen zijn onjuist?
1. Er bestaan vele verschillende typen impulsen, maar prikkels zijn allemaal gelijk.
2. Geluid is voor het gehoorzintuig een adequate prikkel.
3. De drempelwaarde voor een zintuig is altijd dezelfde.
4. Een zachter geluid leidt tot een hogere impulsfrequentie in de gehoorzenuwen dan een harder geluid.
A
allemaal
B
1 , 2 en 3
C
2, 3 en 4
D
1, 3 en 4

Slide 10 - Quiz

In welk I-uur wil jij de bioproef 1 maken?
Wo 10 nov 6e uur
Vrij 12 nov 3e uur

Slide 11 - Sondage

Doelwitorgaan
Sleep onderstaande onderdelen naar deze juiste plek in de regelkring. Gebruik indien nodig BiNaS

hypofyse
schildklier
TSH
thyroxine
+
-

Slide 12 - Question de remorquage

Waarmee neem je waar?
timer
1:00
A
organen
B
zintuigen
C
zenuwen
D
hersenen

Slide 13 - Quiz

Welke zenuwen liggen in zijn geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Gemengde zenuwen

Slide 14 - Quiz

1. prikkel
2.
3.
4.
5. 
6. waarneming
7.
8.
9. 
10.
Hersenen
Zintuig
Zenuwen
Impuls naar hersenen via
Impuls
Spieren/klieren
Reageren
Zenuwen

Slide 15 - Question de remorquage

Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Ruggenmerg
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in zenuwen
Impulsen in zenuwen
Prikkel

Slide 16 - Question de remorquage

Een elektrisch seintje dat via je zenuwen wordt getransporteerd noem je:
A
Impuls
B
Prikkel
C
Zintuig
D
Zenuwen

Slide 17 - Quiz

Kniepeesreflex. Via welke delen verlopen de impulsen?
Zintuigcellen --> Zenuwen --> .......... --> Zenuwen --> Spieren
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 18 - Quiz

Je mobieltje maakt geluid.
 Zet de letters volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde. 
a De zenuwen vervoeren het bericht naar de hersenen. 
b Het bericht komt aan in de hersenen.
c Het gehoorzintuig vangt een prikkel op.
d Het gehoorzintuig zet een prikkel om in een bericht voor de hersenen.
e Hier ontstaat bewustwording van het geluid. Je hoort nu je mobieltje.

a
b
c
d
e

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

7

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

01:04
Dus samen gevat in rust is de concentratie kalium buiten de cel (a) en binnen in de zenuwcel (b)
A
a=hoog, b=laag
B
a=laag, b=hoog

Slide 33 - Quiz

01:04
En buiten de cel is in rust de concentratie natrium (a) en binnen de cel (b)
A
a=hoog, b=laag
B
a=laag, b=hoog

Slide 34 - Quiz

01:08
Wat is in dit beeld binnenkant van de cel
A
Boven
B
Onder

Slide 35 - Quiz

03:59
Het verplaatsen van natrium is in dit geval
A
Actief transport
B
Passief transport

Slide 36 - Quiz

07:48
Welk molecuul voorziet de Na/Ka pomp van energie

Slide 37 - Question ouverte

07:50
Natriumpoorten open
Kaliumpoorten open
Herstelfase Na/Ka pomp

Slide 38 - Question de remorquage

07:48
De Natrium/Kaliumpomp zorgt dat natrium en kalium tegen de gradient in verplaatst worden, dit is
A
Actief transport
B
Passief transport

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien