Didactiek 3.7.

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 4

Didactiek 3.7.

Mededeling

• Kennistoets 2D: Maandag 3 april 11:45, lokaal 2A06.
• Kennistoets 2A: Neemt Wendy af. 

Lesdoelen 3.5.

• De student weet wat reflecteren betekent
  
• De student kan benoemen wat goed ging en wat fout ging bij een activiteit op de stage
  
• De student maakt kennis met 2 modellen van reflecteren: reflectiemodel Korthagen en STARRT methode (komt in het 3e jaar nogmaals aan bod) 

Paragraaf 7.2.

Reflecteren

=Terugkijken op een situatie

• Vanuit verschillende invalshoeken
• Je leert wat je anders kan doen
• Je leert wat je juist heel goed hebt gedaan!

• Reflectiemodel van Korthagen

• STARR-methode 

Opdracht

Kies een van de 2 reflectiemodellen

• Teken op een A4 vel een van de reflectiemodellen over.
• Bedenk voor jezelf een situatie vanuit je stage waar je over wilt reflecteren.
• Schrijf iedere stap in je reflectie uit. 

Bespreek daarna je reflectie met je buurman / buurvrouw

Ik kies het reflectiemodel van...

STARR-methode

Korthagen

Bespreek je reflectie

Bespreek je reflectieverslag met je buurman / buurvrouw:

• Vertel wat je ervan hebt geleerd.
• Welke kwaliteiten je van jezelf hebt leren kennen.
• Wat je in een volgende situatie anders zou doen. 

Eindopdracht

• Beschrijf wat je lastig vindt aan het reflecteren.
• Upload een foto van je reflectieverslag.
• Beschrijf waar je gekozen reflectiemodel je in helpt bij het reflecteren. 

Om sensitief responsief te kunnen toepassen, moet je ..... beschikken.

1. Autonomie
2. Positief zelfbeeld
3. inlevingsvermogen
4. relatie

Sensitieve responsiviteit houdt in dat je emoties van iemand anders herkent.

1. Juist
2. Onjuist

Wat valt er onder het begrip creativiteit? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Omzetten van je gevoelens in iets tastbaars
2. out of the box denken
3. taalontwikkeling
4. Oplossingsgericht denken

De denksleutels stimuleren ... (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Cognitieve ontwikkeling
2. Creatieve ontwikkeling
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling
4. Motorische ontwikkeling

t/m jong basisschool dient het buitenspelen vooral om het volgende ontwikkelingsgebied te stimuleren ...

1. Cognitieve ontwikkeling
2. Creatieve ontwikkeling
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling
4. Motorische ontwikkeling

Vanaf oud basisschool dient het buitenspelen vooral om het volgende ontwikkelingsgebied te stimuleren ...

1. Cognitieve ontwikkeling
2. Creatieve ontwikkeling
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling
4. Motorische ontwikkeling

Een dreumes hoort moeder eten roepen en loopt naar de eettafel.

1. Receptieve woordenschat
2. Productieve woordenschat

Een peuter roept 'slapen' omdat hij/zij moe is.

1. Receptieve woordenschat
2. Productieve woordenschat

Je raakt afgeleid in de les doordat er medestudenten door heen praten. Deze zin hoort bij het begrip ...

1. Interne ruis
2. Externe ruis

In het 3G model is het belangrijk dat je feedback geeft middels de wij-boodschap

1. Waar
2. Niet waar

Feedback geef je gericht op het gedrag, niet op een persoon

1. Waar
2. Niet waar

Door te reflecteren leer je wat je sterke kanten zijn.

1. Waar
2. Niet waar

Extra uitleg les 3 & 4

Les 3 Bewegend onderwijs                      Les 4 Taalontwikkeling

- Paragraaf 4.3.                                               - Paragraaf  3.2.