Herhaling 3V H.1-2

Herhaling 3V
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling 3V

Slide 1 - Diapositive

Het Tsarenrijk Rusland had veel zwakke punten. Welke hoort er NIET tussen?
A
Industrialisatie was nauwelijks op gang gekomen
B
Veel arme boeren die niet konden lezen en schrijven
C
Onderdrukking door de adel
D
Een traag democratiserings-proces

Slide 2 - Quiz

Wat is geen oorzaak voor de Russische Revolutie?
A
Mensen hadden veel honger.
B
Mensen waren arm.
C
Er waren veel slachtoffers gevallen in de Eerste Wereldoorlog.
D
De communisten kwamen aan de macht.

Slide 3 - Quiz

Wat is niet juist over de Russische revolutie?
A
het waren eigenlijk 2 revoluties: in februari en oktober 1917
B
Eerst moest de Tsaar aftreden, daarna moest de voorlopige regering weg
C
Het leger koos de kant van de opstandelingen
D
het volk verwierp de communistische regering

Slide 4 - Quiz

Wanneer was de Russische Revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 5 - Quiz

Oorzaken WOI
Geen oorzaak WOI
Moord op Frans Ferdinand, kroonprins van Oostenrijk-Hongarije
Frans-Pruisische oorlog 1870
Scramble for Africa
Verval Ottomaanse rijk
Tweede Industriële Revolutie
socio-economische wantoestanden eind 19de eeuw
Afsluiten van geheime militaire allianties
opkomend communisme naar Russisch voorbeeld

Slide 6 - Question de remorquage

1914
1915
1916
1917
1918
1919
Amerika doet mee
Duitsland valt België binnen
De Vrede van Versailles
De Russische Revolutie
Stalin wordt leider van de Sovjet-Unie 
wapenstilstand getekend
Europese landen mobiliseren hun legers

Slide 7 - Question de remorquage

Welk gevolg had de Russische revolutie voor het Westfront?

Slide 8 - Question ouverte

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 9 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met:
Tweefrontenoorlog
A
Dat je neutraal bent
B
Dat er aan twee kanten wordt gevochten
C
Een lening
D
Een televisie-omroep

Slide 10 - Quiz

Hoe probeerde Duitsland een tweefrontenoorlog te voorkomen?
A
Blitzkrieg
B
Von Schlieffenplan
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Engeland

Slide 11 - Quiz

Wat was het ''Von Schlieffenplan"?

A
Tweefrontenoorlog voorkomen door BE/FA eerst aan te vallen.
B
Tweefrontenoorlog veroorzaken door FA en RUS tegelijk aan te vallen.
C
Tweefrontenoorlog voorkomen door eerst RUS aan te vallen.
D
Noord, zuid, oost, west-front aanvallen: vierfrontenoorlog.

Slide 12 - Quiz

Wat is een verklaring voor het ontstaan van de loopgraven oorlog?
A
De Duitsers voorkwamen een tweefrontenoorlog.
B
De Russen sloten een afzonderlijke vrede met Duitsland
C
Het Schlieffenplan mislukte
D
De Fransen wonnen de oorlog

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN kenmerken van WOI?
A
Loopgraven
B
Gifgas
C
Nationalisme (eer voor vaderland)
D
Onderduiken

Slide 14 - Quiz

Wat was het doel van de Vrede van Versailles?
A
Duitsland ruïneren zodat zij hun goederen zo goedkoop mogelijk aan Frankrijk moesten verkopen
B
Duitsland vernederen voor de nederlaag die zij hadden geleden
C
Zorgen dat Duitsland een zwak land zou worden, dat niet nog een keer een oorlog kon beginnen
D
Zorgen dat de andere Europese landen rijk zouden worden

Slide 15 - Quiz

Bij de Vrede van Versailles...
A
Kreeg Duitsland de schuld van WO I
B
Raakte Duitsland veel land kwijt
C
Mocht Duitsland nog een klein leger hebben
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Wat was de aanleiding (directe oorzaak)?
A
Door de dood van Frans Ferdinand kreeg iedereen ruzie
B
Landen hadden afspraken gemaakt om elkaar te helpen
C
De landen hadden heel veel wapens. Het moest fout gaan.
D
Een nationale trots, samen met een sterk leger, op zoek naar kolonies en bondgenoten.

Slide 17 - Quiz

Wat was geen indirecte-oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
A
Wapenwedloop
B
Bondgenoodschappen
C
Modern Imperialisme
D
Moord op Frans Ferdinand

Slide 18 - Quiz

Interbellum.
A
Periode tussen de 1e en 2e Wereldoorlog.
B
Periode vanaf het begin van de 1e Wereldoorlog.
C
Periode vanaf de 2e Wereldoorlog.
D
Periode van de 1e en 2e Wereldoorlog samen.

Slide 19 - Quiz

Interbellum
A
1918-1939
B
1939-1945
C
1914-1918
D
1919-1940

Slide 20 - Quiz

Roaring Twenties
Inflatie
Duitsland
Verenigde Staten
Economisch goed
Economisch slecht

Slide 21 - Question de remorquage


De Roaring Twenties

Economische
wereldcrisis

Slide 22 - Question de remorquage

NEP
Duce
man van staal
Fascisme

Slide 23 - Question de remorquage

Kies de kenmerken van het fascisme.
Fascisme
antidemocratisch
communistisch
gewelddadig
kapitalistisch
nationalistisch
totalitair

Slide 24 - Question de remorquage

Collectivisatie =
A
Strijd voor gelijke rechten voor de arbeiders en boeren.
B
Economisch systeem waarin de overheid besluit wat en hoeveel er geproduceerd wordt
C
Gebruik van geweld tegen willekeurige personen door de overheid.
D
Kleine, zelfstandige bedrijven samenvoegen tot een groot, gemeenschappelijk bedrijf.

Slide 25 - Quiz