Economie 2 Quiz

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 2

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:

1. Productiefactoren
2. Toegevoegde waarde
3. Kapitaal
4. Kapitaalgoederen

Bedrijfskolom

1. Weg van grondstof naar product.
2. Samenwerkende bedrijven aan een product.

Zet de volgende productiefasen in de juiste volgorde:

1

2

3

4

5

Het brood wordt gebakken

Het brood wordt verkocht

Tarwe wordt geoogst

Tarwe wordt gezaaid

Tarwe wordt verwerkt tot meel

Wat zijn productiefactoren?

1. Alles waarmee je kunt produceren.
2. Factoren die ervoor zorgen dat de bedrijven worden betaald.

Productiefactoren:

1. Natuur, arbeid en belasting
2. Natuur, arbeid en kapitaal(goederen)
3. Arbeid, kapitaal(goederen) en loon
4. Arbeid, loon en belasting

Aardappels zijn een voorbeeld van dit productiemiddel:

1. natuur
2. kapitaalgoederen
3. arbeid

Welke productiefactor is door robots vervangen?

1. Natuur
2. Kapitaal
3. Arbeid
4. Ondernemerschap

De productiesectoren zijn natuur, arbeid en kapitaal.

1. juist
2. onjuist

Wat is omzet?

1. Afzet x brutowinst
2. Inkoopprijs x verkoopprijs
3. Afzet x verkoopprijs

Wat is omzet?

1. Het geldbedrag dat is verdiend met de verkoop van producten.
2. De hoeveelheid producten dat is verkocht.
3. Brutowinst.
4. Nettowinst.

Wat betekent afzet?

1. Het aantal producten die is verkocht.
2. Afzetten van iets.
3. Het aantal spullen die is gehouden
4. Het aantal spullen die ik heb gekocht.

Met welke formule bereken je de omzet?

1. Inkoopwaarde x afzet
2. afzet x verkoopprijs
3. afzet - omzet

Omzet =

1. omzet
2. afzet
3. omzet - inkoopwaarde
4. afzet x verkoopprijs

Wat is brutowinst?

1. Als je van de kosten de inkoopwaarde afhaalt
2. Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt

Brutowinst =

1. omzet
2. afzet
3. omzet - inkoopwaarde
4. afzet x verkoopprijs

Hoe bereken je de brutowinst?

Brutowinst = ...

1. Inkoopwaarde - Omzet
2. Omzet - Bedrijfskosten
3. Omzet + Winst
4. Omzet - Inkoopwaarde