Economie 2 Quiz

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
Productiefactoren
B
Toegevoegde waarde
C
Kapitaal
D
Kapitaalgoederen
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
Productiefactoren
B
Toegevoegde waarde
C
Kapitaal
D
Kapitaalgoederen

Slide 1 - Quiz

Bedrijfskolom
A
Weg van grondstof naar product.
B
Samenwerkende bedrijven aan een product.

Slide 2 - Quiz

Zet de volgende productiefasen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
Het brood wordt gebakken
Het brood wordt verkocht
Tarwe wordt geoogst
Tarwe wordt gezaaid
Tarwe wordt verwerkt tot meel

Slide 3 - Question de remorquage

Wat zijn productiefactoren?
A
Alles waarmee je kunt produceren.
B
Factoren die ervoor zorgen dat de bedrijven worden betaald.

Slide 4 - Quiz

Productiefactoren:
A
Natuur, arbeid en belasting
B
Natuur, arbeid en kapitaal(goederen)
C
Arbeid, kapitaal(goederen) en loon
D
Arbeid, loon en belasting

Slide 5 - Quiz


Aardappels zijn een voorbeeld van dit productiemiddel:
A
natuur
B
kapitaalgoederen
C
arbeid

Slide 6 - Quiz

Welke productiefactor is door robots vervangen?
A
Natuur
B
Kapitaal
C
Arbeid
D
Ondernemerschap

Slide 7 - Quiz

De productiesectoren zijn natuur, arbeid en kapitaal.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat is omzet?
A
Afzet x brutowinst
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs

Slide 9 - Quiz

Wat is omzet?
A
Het geldbedrag dat is verdiend met de verkoop van producten.
B
De hoeveelheid producten dat is verkocht.
C
Brutowinst.
D
Nettowinst.

Slide 10 - Quiz

Wat betekent afzet?
A
Het aantal producten die is verkocht.
B
Afzetten van iets.
C
Het aantal spullen die is gehouden
D
Het aantal spullen die ik heb gekocht.

Slide 11 - Quiz

Met welke formule bereken je de omzet?
A
Inkoopwaarde x afzet
B
afzet x verkoopprijs
C
afzet - omzet

Slide 12 - Quiz

Omzet =
A
omzet
B
afzet
C
omzet - inkoopwaarde
D
afzet x verkoopprijs

Slide 13 - Quiz

Wat is brutowinst?
A
Als je van de kosten de inkoopwaarde afhaalt
B
Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt

Slide 14 - Quiz

Brutowinst =
A
omzet
B
afzet
C
omzet - inkoopwaarde
D
afzet x verkoopprijs

Slide 15 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst?

Brutowinst = ...
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - Bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 16 - Quiz