Spreken: Standpunt en argument

Ga alsjeblieft rustig zitten, log in en pak je spullen
NEDERLANDS
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ga alsjeblieft rustig zitten, log in en pak je spullen
NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk inleveren: 
Inleveren jouw argumenten bij de stelling 8A (blz. 24): "MBO opleiding biedt mij een gouden toekomst". Ben je voor of tegen? Waarom? Noteer jouw standpunt (voor of tegen) + minimaal 3 argumenten (redenen) en lever dit in. 

Slide 2 - Diapositive

Check-in
Hoe is jouw weerbericht?

Slide 3 - Sondage

Deze les


Aan het eind van de les:
  • weet je wat het verschil is tussen een standpunt en een argument
  • kun je argumenten gebruiken om jouw standpunt te onderbouwen
  • weet je hoe je een argument kunt weerleggen of kunt ontkrachten
  • weet je hoe je een argument sterker kunt maken

Slide 4 - Diapositive

Wat is het hoofddoel van een debat?
A
Publiek overtuigen van jouw standpunt
B
Tegenstander overtuigen van jouw standpunt
C
Leren overtuigen
D
Politicus worden

Slide 5 - Quiz

Een stelling is geschikt voor een debat als....
A
De meeste mensen voor de stelling zijn
B
De meeste mensen tegen de stelling zijn
C
Er even veel mensen voor als tegen zijn
D
Als er een argument in de stelling zit

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

Ik vind dat school later moet beginnen.
...want dat vind ik.
...want dat is beter voor de hersenontwikkeling van pubers.
Slecht argument.
Het is niet gebaseerd op een feit, situatie of iets belangrijks.
Goed argument.
Het is gebaseerd op een feit en het is ook belangrijk voor de lezers.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Soorten argumenten
1. Argument op basis van een feit/onderzoek
2. Argument op basis van vermoedens
2. Argument op basis van gezag/autoriteit
3. Argument op basis van normen en waarden
4. Argument op basis van nut
5. Argument op basis van emotie

Slide 10 - Diapositive

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 11 - Diapositive

Standpunt
Standpunt
Argument
Argument
Argument
Argument
Sub-argument
Standpunt
Enkelvoudige
argumentatie
Nevenschikkende
argumentatie
Onderschikkende
argumentatie

Slide 12 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 13 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 14 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 15 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 16 - Diapositive

Argumenten - AUB
Een argument wordt sterker als je het goed kunt uitleggen.
A (argument) + U (uitleg) + B (bijvoorbeeld)


Slide 17 - Diapositive

Volgorde van AUB-argument maken

Je legt je argument verder uit. Dit kun je doen door twee stappen te volgen:

1. Je legt waarom het zo is
2. Leg uit waarom dit goed of slecht is.

Je kunt beginnen met de woorden: 
want, omdat OF dit is goed of slecht want....


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Tegenargument

Ontkrachten van standpunt.

Een nieuw argument!

(NB: met een argument bekracht je je standpunt)
Weerlegging

Ontkrachten van een argument

Reactie op een argument.

In betoog is het gebruikelijk ook een tegenargument te ontkrachten.

Slide 20 - Diapositive

Feit
onderzoek/ wetenschap
normen en waarden
vermoedens
geloof/ overtuiging
gezag/ autoriteit
nut
Bij een bepaalde uitspraak komt men met argument waarmee op het (on)nut wordt gewezen.
Een vermoeden ondersteunt een standpunt.
Feiten zijn controleerbaar en dus waar of onwaar.
Iemand beroept zich op zijn levensbeschouwelijk overtuiging.
Om zijn mening te ondersteunen haalt men een autoriteit/ gezaghebbend persoon op een bepaald gebied aan.
In je argumentatie verwijs je naar resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
Men beroept zich algemeen aanvaarde normen en waarden.

Slide 21 - Question de remorquage

Voorbereiding:

Debat-> werk de argumenten uit volgens het aub-model.

Reactiefase -> geef niet alle argumenten weg in de speech

Slide 22 - Diapositive

De meeste politici zijn niet te vertrouwen, dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen.

Wat is het standpunt?
Wat is het argument?
Voor of achter het standpunt?
Feitelijk (objectief) of waarderend (subjectief) argument?

Slide 23 - Question ouverte

Wat vind jij?
1. Nederlandse scholieren missen ambitie!
2. Sportclubs moeten gratis worden voor jongeren.
3. Dierentuinen moeten verboden worden.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Ballondebat!
4 (beroemde) mensen zitten in een luchtballon. Deze ballon is helaas lek en zal gaan neerstorten.  We spelen 2 rondes.

Ronde 1: 1 persoon moet eruit om de ballon de lucht in te krijgen.
Ronde 2: 1 Persoon mag in de luchtballon blijven. De anderen moeten eruit.
timer
1:00

Slide 26 - Diapositive

Ronde 1: wie mag blijven?

Slide 27 - Question ouverte

Ronde 2: Wie overtuigt het best?

Slide 28 - Question ouverte


Dit kan ik nu
Ik weet wat het verschil is tussen een standpunt en een argument
Ik kan argumenten gebruiken om mijn standpunt te onderbouwen
Ik weet hoe je een argument kunt weerleggen of kunt ontkrachten
Ik weet hoe ik een argument sterker kunt maken

Slide 29 - Sondage


Dit wil ik nog oefenen
Ik weet wat het verschil is tussen een standpunt en een argument
Ik kan argumenten gebruiken om mijn standpunt te onderbouwen
Ik weet hoe je een argument kunt weerleggen of kunt ontkrachten
Ik weet hoe ik een argument sterker kunt maken

Slide 30 - Sondage

Huiswerk
Zie Magister 

Slide 31 - Diapositive


Standpunt = stelling/mening
Argument = waarmee je jouw standpunt kunt onderbouwen

Slide 32 - Diapositive

Argumenten
Bij een mening geef je een argument.
Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.
Een mening zonder argument is niets waard!

Dus NIET: Ik vind het stom, want ja het is stom...

Je herkent een argument aan 'want'.

Slide 33 - Diapositive

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 34 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 35 - Quiz

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 36 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 37 - Quiz

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 38 - Quiz

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 39 - Quiz

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 40 - Quiz

Wat zijn goede argumenten tegen de stelling: ‘Als je pest, dan moet je van school.’

Slide 41 - Question ouverte