THEMA 9 - oefenvragen probleem 4 t/m 6

Wat is geen thuisbetrokkenheid?
A
Ouders helpen thuis met huiswerk
B
Ouders leveren hand- en spandiensten aan school
C
Je kind vragen hoe het was op school.
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
RekenenHBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is geen thuisbetrokkenheid?
A
Ouders helpen thuis met huiswerk
B
Ouders leveren hand- en spandiensten aan school
C
Je kind vragen hoe het was op school.

Slide 1 - Quiz

Welke factor heeft geen invloed op thuisbetrokkenheid
A
opleidingsniveau
B
sociale klasse
C
intelligentie van het kind

Slide 2 - Quiz

Wat is een succesfactor voor het leggen van contact tussen school en ouders?
A
Maak vroegtijdig kennis met alle ouders
B
Toon een open, sensitieve, proactieve en professionele houding naar ouders
C
Kent de omstandigheden van het gezin, van de leerling en verbindt de leefwereld thuis en op school.

Slide 3 - Quiz

Ouderparticipatie 3.0 kenmerkt zich door:
A
Kent de omstandigheden van het gezin, van de leerling en verbindt de leefwereld thuis en op school.
B
Gelijkwaardigheid, verantwoordelijk voor elkaar, respectvolle interactie
C
Samen verantwoordelijk, verantwoordelijk voor elkaar, gelijke normen en waarden

Slide 4 - Quiz

Welke factoren horen bij elkaar in het transactioneel proces?
A
Draaglast: handicap, armoede, familie en vrienden
B
Draagkracht: sociale steun, positief zelfbeeld, conflicten
C
Draagkracht: goed inkomen/opleiding, normen en waarden in overeenstemming met de dominante cultuur, sociale cohesie

Slide 5 - Quiz

Welk kenmerk past er niet bij het onderwijssysteem van NL?
A
Vanaf vier jaar leerplichtig.
B
Te lage plaatsing kan je repareren.
C
Te lage plaatsing kan je repareren.

Slide 6 - Quiz

Welke bewering is juist?
1) Vroegere selectie lijdt tot minder kansen om naar hoger onderwijs doorstromen.
2)Veel verschil tussen havo en mbo, open onderwijs is er maar wel erg lastig.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Alleen bewering I is juist.
C
Beide beweringen zijn onjuist.

Slide 7 - Quiz

Wat is een overeenkomst tussen het Nederlandse schoolsysteem en het schoolsysteem van Engeland?
A
Er is geen interne oriëntatie.
B
Er is een aansluitingsbeleid.
C
De overgang van po naar vo is wanneer je 12 jaar bent.

Slide 8 - Quiz

Welk aspect speelt geen rol bij het bepalen van het schooladvies?
A
Het beeld van de leerkracht en van de school.
B
Het resultaat van de (eind)toetsen.
C
Het beeld van de leerkracht en van de ouders.

Slide 9 - Quiz

Er zijn veel verschillende alternatieven voor zittenblijven. Welke twee alternatieven zijn juist?
A
Verwerking beter afstemmen en interventies gericht op sneller leren.
B
Voorschoolse programma’s en interventies gericht op sneller leren.
C
Verwerking beter afstemmen en voorschoolse programma’s.

Slide 10 - Quiz

Juf Lisa werkt met de leerlingen van groep 8 aan de loopbaanontwikkeling. Ze laat ‘s ochtends een ouder vertellen hoe het is om als arts te werken. Welke loopbaancompetentie hoort hierbij?
A
Verkennen van interesses
B
Verkennen van de wereld van beroepen.
C
Richting geven aan de schoolloopbaan.

Slide 11 - Quiz

Een positief effect van een leidend schooladvies is dat er meer wordt gekeken naar de persoonlijke vaardigheden. Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een goed adviesgesprek?
A
De relatie tussen leerkracht, leerling en ouder is de basis van een goed gesprek.
B
Er is gemiddeld 20 minuten de tijd voor het gesprek.
C
Er is geen inbreng voor ouders en leerlingen.

Slide 13 - Quiz

Welke resources staan er beschreven in het hulpbronnenmodel?
A
Persoonlijk, basale en sociale
B
Tijd, basale en sociale
C
School, gezondheid en persoonlijk

Slide 14 - Quiz

Wat is een verklaring van achterstanden vanuit het hulpbronnenperspectief?
A
de leerling krijgt te weinig hulp thuis.
B
de leerling heeft te weinig geld en tijd
C
er zou een tekort zijn aan basale en sociale resources.

Slide 15 - Quiz

Wat houdt het ecologisch model van Bronfenbrenner in?
A
Het belicht de onderlinge samenhang tussen factoren binnen de ontwikkeling van het kind
B
Het belicht de directe omgeving van het kind.
C
Het houdt rekening met interacties van relaties

Slide 16 - Quiz

Welke drie systemen vormen het ecologisch model?
A
Microsysteem, macrosysteem, mesosysteem
B
Microsysteem, mesosysteem, exosysteem
C
Macrosysteem, mesosysteem, exosysteem

Slide 17 - Quiz

Lisa groeit op bij haar ouders die roken. Er is dan een grotere kans dat zij later ook gaat roken. Van welk systeem is dit een voorbeeld?
A
Microsysteem
B
Macrosysteem
C
Exosysteem
D
Mesosysteem

Slide 18 - Quiz

Hoe heet een cultuur met slechts één cultuur die voor iedereen geldt?
A
Mesocultuur
B
Multiculturele samenleving
C
Monocultuur

Slide 19 - Quiz

Welk systeem beschrijven we hier?

Het gaat om de historische ontwikkeling van de omgeving van het kind.
A
Chronosysteem
B
Exosysteem
C
Ecologisch systeem

Slide 20 - Quiz

Hoe omschrijf je het beste het begrip: mediawijsheid?
A
De verzameling competenties die je nodig hebt om actief, kritisch én bewust te kunnen deelnemen aan de mediasamenleving
B
Mediawijsheid omvat alles wat te maken heeft met nieuwe media, sociale media, internet, smartphones, tablet en hoe je hiermee om gaat
C
Media wijsheid is het veilig en slim inzetten van alle beschikbare media om ervoor te zorgen dat je optimaal kunt deelnemen aan de omgeving

Slide 21 - Quiz

Een negatieve invloed van mediawijsheid is o.a. pesten. Bij welke ontwikkeling past dit?
A
Seksuele ontwikkeling
B
Sociaal-emotionele ontwikkeling
C
Spel en fantasie

Slide 22 - Quiz

Wat is een positieve invloed van mediawijsheid bij seksuele ontwikkeling?
A
De kinderen kunnen informeren naar hun nieuwsgierigheid over de seksuele ontwikkeling.
B
Het is voor het oudere publiek bedoelt. Het kan daardoor een duidelijk beeld geven over wat seks is.
C
Meisjes durven verkering te vragen via het internet.

Slide 23 - Quiz