H5.2 Wat wordt de prijs?

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen...

Slide 2 - Diapositive

Welke 3 productiefactoren zijn er?
A
Natuur, arbeid, kost
B
Natuur, arbeidsovereenkomst, kapitaal
C
Natuur, arbeid, kapitaal
D
Natu, anoniem, kost

Slide 3 - Quiz

Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig.
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen

Slide 5 - Quiz

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 6 - Question de remorquage

3. Het vervangen van arbeidskrachten door machines.
Wat hoort bij elkaar:
1. Het vervangen van menselijke arbeid door computers en computerprogramma’s.
Mechanisering
Automatisering

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 1: Je koopt in een winkel een shirt van €40. De winkelier heeft het voor misschien de helft ingekocht. Waarom denk je dat de verkoopprijs zo veel hoger is dan de inkoopprijs?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2: een winkelier betaalt de .... aan de fabriek of groothandel. Hij telt daar de ..... bij op.
A
Inkoopprijs, bedrijfskosten
B
Inkoopprijs, winst
C
Winst, brutowinstopslag
D
Inkoopprijs, brutowinstopslag

Slide 11 - Quiz

Opdracht 2: Daarmee kan hij de ...... betalen, zoals de huur van zijn winkel. Wat hij dan nog overhoudt is voor zijn eigen ......
A
Inkoopprijs, winst
B
Brutowinstopslag, winst
C
Bedrijfskosten, winst
D
Winst, brutowinstopslag

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Maken opdracht 3 A, B, C blz 134
timer
3:00

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 3A: Winkelier Sara verkoopt in een maand 150 zakken hondenvoer. De brutowinstopslag op 1 zak is €8. Bereken het totaalbedrag van de brutowinstopslag in die maand.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht 3B: leg uit dat Sara niet dit hele bedrag overhoudt voor zichzelf.

Slide 16 - Question ouverte

Opdracht 3C: De inkoopprijs van een hondenmand is €15. Voor de brutowinstopslag wil Sara 75% van de inkoopprijs. Bereken het bedrag van de brutowinstopslag.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 4: Vul de ontbrekende begrippen in.

Als je de verkoopprijs berekent, tel je bij de inkoopprijs de ........................ op.
Dat is een percentage van de ......................
Brutowinstopslag
Inkoopprijs

Slide 19 - Question de remorquage

Maken opdracht 5 A en B blz. 135
timer
3:00

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 5A: Wat is de brutowinstopslag en wat is de verkoopprijs? Je vult hier dus 2 getallen in die jij hebt opgeschreven.

Slide 21 - Question ouverte

Opdracht 5B: Wat is de brutowinstopslag en wat is de verkoopprijs?

Slide 22 - Question ouverte

Samen opdracht 6 A, B, C + opdracht 7 A, B blz. 135

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Even herhalen...

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 8A: je koopt armbandjes in voor €2,80. Je verkoopt ze voor €4,90. Bereken de brutowinstopslag in euro's.

Slide 26 - Question ouverte

Opdracht 8B: bereken de brutowinstopslag in procenten van de inkoopprijs.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Opdracht 9: Vul de volgende zinnen in.

Een winkelier moet bij zijn verkoopprijs  ...... .......... optellen. Voor de belasting is het gewone tarief ..................%. Voor levensmiddelen en voor bepaalde diensten is het tarief .................%. De prijs is inclusief btw noem je de ................. of winkelprijs.
21
btw
9
consumentenprijs

Slide 31 - Question de remorquage

Maken opdracht 10 A, B + 11 A, B
timer
5:00

Slide 32 - Diapositive

Antwoord opdracht 10 + 11
  • 10A. 47 : 100 x 21 = €9,87
  • 10B. 47 + 9,87 = €56,87

  • 11A. 1,80 : 100 x 9 = €0,16
  • 11B. 1,80 + 0,16 = €1,96

Slide 33 - Diapositive

Maken opdracht 12 A, B
timer
3:00

Slide 34 - Diapositive

Opdracht 12A: De inkoopprijs van een bloesje is €8. Nadia verkoopt het met een brutowinstopslag van 75%. Daarna komt er nog 21% btw bovenop. Bereken de verkoopprijs (exclusief btw) van een bloesje.

Slide 35 - Question ouverte

Opdracht 12B: bereken de consumentenprijs

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Samen opdracht 13

Slide 40 - Diapositive