Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Is dit woord juist of fout geschreven?
A
Juist
B
Fout
Slide 1 - Quiz
Welke term gebruikt men voor ' gekruld, niet sluik'
A
kroeshaar
B
gefriseerd
C
wijkend
Slide 2 - Quiz
Op welke foto heeft de persoon een getaande teint?
A
foto A
B
foto B
C
foto C
Slide 3 - Quiz
Bepaal de tekstsoort.
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
In het stripverhaal ‘ De Trawanten van Spih’ komt het personage van inspecteur Sapperdeboere twee maal voor. Wat kan je dan over dit personage zeggen?
A
Het is de antagonist en een vol karakter.
B
Het is de antagonist en een vlak karakter.
C
Het is de protagonist en een vlak karakter.
D
Andere
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Welk speciaal personage komt in dit stripverhaal voor? Jerom is een ... .
Slide 8 - Question ouverte
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Als er niet snel wordt ………………...............………………. ( streven) naar het terugdingen van broeikasgassen, dan behoort het klimaat zoals we dat nu in België kennen tegen 2056 voorgoed tot het verleden.
Slide 9 - Question ouverte
Vul de werkwoordsvorm aan: „De resultaten zijn schokkend”, ……………..........…………………. ( berichten) Camilo Moro, leider van het onderzoek.
Slide 10 - Question ouverte
Vul de juiste werkwoordsvorm aan: ..................................... ( vinden) u het klimaat belangrijk?
Slide 11 - Question ouverte
Ik hoorde HEM hardop lachen met die ongelukkige en gaf hem een berisping. Welk woordsoort is HEM?
A
een persoonlijk voornaamwoord
B
een aanwijzend voornaamwoord
C
een bezittelijk voornaamwoord
D
een onbepaald voornaamwoord
Slide 12 - Quiz
Ik hoorde hem HARDOP lachen met die ongelukkige en gaf hem een berisping. Welke woordsoort is HARDOP?
Slide 13 - Question ouverte
Ik hoorde hem hardop lachen met DIE ongelukkige en gaf hem een berisping. Welke woordsoort is DIE?
A
een persoonlijk voornaamwoord
B
een aanwijzend voornaamwoord
C
een betrekkelijk voornaamwoord
D
een onbepaald voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Ik hoorde hem hardop lachen met die ongelukkige en GAF hem een berisping. Welk soort werkwoord is GAF?
A
een hww
B
een kww
C
een zww
D
een hoofdwerkwoord
Slide 15 - Quiz
Ik hoorde hem hardop lachen met die ONGELUKKIGE en gaf hem een berisping. Welke woordsoort is ONGELUKKIGE?
Slide 16 - Question ouverte
Welke twee schooltaalwoord ontbreken?
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Welk tekstverband kwam er in dit artikel voor?
Slide 19 - Question ouverte
Kan jij deze examenvragen uit lang vervlogen tijden oplossen? Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
jij
B
deze examenvragen
C
deze examenvragen uit lang vervlogen tijden
D
vervlogen tijden
Slide 20 - Quiz
Traduisez: Sta op als de leerkracht binnenkomt.
In deze zin komen 3 zinsdelen voor. Welke?
A
pv- adpv- onderwerp
B
pv- adpv- bep
C
pv- adpv- inf
D
pv- bep- inf
Slide 21 - Quiz
Op basis van welke vier kenmerken worden de medeklinkers ingedeeld? Schrijf de delen van het gezegde over.
Slide 22 - Question ouverte
. Leerlingen moesten toen voor Nederlands de fonetische tekens aanleren. Is VOOR NEDERLANDS een meewerkend voorwerp?