Grammatica: zinsbouw 4

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Zinnen maken

Zinnen maken

Vraag

Wat voor soort zin heb je de vorige les gemaakt?

Denk 15 seconden in stilte na.

Bespreek het met de klasgenoot naast je.

Zinnen maken

Vragen met de persoonsvorm

aan het begin

2-1-3-zinnen

Programma

1) Uitleg

2) Oefeningen maken in LessonUp.

3) In tweetallen oefeningen maken in je werkboekje.

4) Exit ticket maken.

Doelen

1)  Je kunt zinsdelen herkennen.

2)  Je kunt vragen maken

      met de persoonsvorm

      aan het begin (2-1-3-zinnen).

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.

Uitleg zinsdelen

Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 

Een zinsdeel is één woord of

een groep woorden die bij elkaar horen

Doel: je kunt vragen maken met de persoonsvorm aan het begin (2-1-3-zinnen).

Uitleg

De persoonsvorm (pv) is een zinsdeel.

Het onderwerp (ond) is ook een zinsdeel.

In een vraagzin staan de persoonsvorm

en het onderwerp naast elkaar.

In een vraagzin zonder vraagwoord aan het begin,

komt de persoonsvorm op de eerste plaats.

Doel: Je kunt zinsdelen in een vraagzin herkennen.

Uitleg

Het onderwerp = 1

De persoonsvorm = 2

Een ander zinsdeel = 3

Voorbeeld

Gaat	de leerling	vandaag	naar school?
2 persoonsvorm	1 onderwerp	3 ander zinsdeel (tijd)	3 ander zinsdeel ( plaats)

Doel: je kunt vraagzinnen maken met de persoonsvorm aan het begin (2-1-3-zinnen).

Voorbeelden

De tijd, manier en plaats kunnen ook in een andere volgorde staan.

Wil	zij	maandag	met de bus	naar huis.
2 pv	1 ond	3 az (tijd)	3 az (manier)	3 az (plaats)

Doel: je kunt zinsdelen in een vraagzin herkennen.

Opdracht

Hoeveel zinsdelen zie je? Tel de zinsdelen. Klik op het goede antwoord.

Hebben we morgen een toets?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Gaat de leerling nu met zijn vrienden naar de kantine?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Doel: je kunt 1-2-3-zinnen en 3-2-1-zinnen maken.

Opdracht

Maak vraagzinnen met de persoonsvorm aan het begin

(2-1-3-zinnen).

Sleep de woorden naar de goede plaats.

2 pv

1 ond

3 az

tijd

3 az

plaats

gaat

in augustus

naar een andere school

de leerling

2 pv

1 ond

3 az

tijd

3 az

plaats

het meisje

vanavond

naar de voetbal-training

moet

2 pv

1 ond

3 az

tijd

3 az

manier

3 az

plaats

met de auto

de vrienden

naar Italië

in augustus

willen

2 pv

1 ond

3 az

tijd

3 az

manier

3 az

plaats

met haar broer

naar school

loopt

het meisje

elke dag

Vragen?

1) Je kunt zinsdelen herkennen.

2) Je kunt vraagzinnen maken met de persoonsvorm aan het begin (2-1-3-zinnen).

Heb je nog vragen?

Opdracht  Maak samen oefening 29 tot en met 32 in je werkboekje.

Met wie? Maak de oefeningen met de klasgenoot naast je. 

Hoe? Geef om de beurt antwoord. Schrijf hetzelfde antwoord op. Tijd? ____ minuten. 

Hulp? De docent loopt rondes (met de klok mee).

Klaar? Bedenk extra zinnen en schrijf die op de achterkant.

Controle? Lever het werkboekje in. De docent kijkt het na.

Terugkijken naar de doelen

1) Je kunt zinsdelen herkennen.

2) Je kunt vraagzinnen maken met de persoonsvorm aan het begin (2-1-3-zinnen).

Vraag

Wat is de volgorde in een 2-1-3-zin?

Denk hier in stilte over na (15 seconden).

Bespreek het met de klasgenoot naast je (15 seconden).

Ik kan zinsdelen herkennen.

1. Ik heb nog hulp nodig.
2. Ik kan het goed.

Ik kan 2-1-3-zinnen maken.

1. Ik heb nog hulp nodig.
2. Ik kan het goed.