Les 6 Quiz begrippen communicatie

• Sociale vaardigheden
• MBO
• Studiejaar 1

Programma vandaag

1. Quiz begrippen communicatie 

2. Opdracht over de verschillende fases van een gesprek.

Lesdoelen

1. Student herkent de verschillende fases van een gesprek
2. student kan voorbeelden geven welke onderwerpen-vragen toebehoren bij de passende gespreksfases.
3. student is bewust welke begrippen hij-zij nog moet leren voor de toets op 1 november.

De punten met de       hebben we besproken:

Wat moet je leren?

1. Communicatie- Inleiding

1.1. Het communicatie schema

1.2. Verbale en non-verbale communicatie

1.3. Metacommunicatie

1.4. Ruis

2.1  Fases van een professioneel gesprek

Waarom was het veranderen van de boodschap zo effectief?

De punten met de       hebben we besproken:

lees de casus:

Suzan werkt op een dagopvang voor verstandelijk gehandicapten. Sjoerd is haar collega. Suzan vind Sjoerd maar een sloddervos. Hij laat van alles slingeren. Vandaag ook weer. Ze werpt Sjoerd een boze blik toe en zuchtend ruimt ze de restanten van de activiteit van die morgen op. Sjoerd ziet het en denkt dat Suzan boos kijkt omdat de bezem een beetje kapot is. Hij zegt: "Vervelend dat de spullen hier altijd kapot zijn he? We moeten nodig nieuwe inkopen doen.." 

Op welke manier 'codeert' Suzanne haar boodschap?

1. met een zucht en een boze blik
2. met een opmerking over de bezem
3. door Sjoerd een berichtje te sturen

Er is sprake van RUIS in het gesprek. Wat is de oorzaak van de ruis?

1. Sjoerd decodeert de boodschap verkeerd.
2. Sjoerd kan Suzanne niet zo goed zien.
3. Er zijn harde geluiden in de activiteitenruimte waardoor de boodschap niet goed overkomt.

Wie is de zender in deze casus?

1. Suzan
2. Sjoerd
3. Suzan en Sjoerd zijn allebei een keer zender

Erik heeft moeite met s'ochtends uit bed komen. Mandy is zijn begeleider en zegt: "Als je nu uit bed komt, maak ik een ontbijtje voor je". Wat is het doel van deze communicatie?

1. Activeren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Instrueren

Het gebruik van stop woordjes is een voorbeeld van:

1. Verbale communicatie
2. Non verbale communicatie
3. Meta communicatie

psychologische ruis:

Ieder mens hoort een boodschap op zijn eigen manier aan. We hebben namelijk allemaal onze eigen verwachtingen en ideeen. We zijn allemaal op onze eigen manier gevormd, en hebben verschillende waarden en normen. 

Dit noem je: REFERENTIEKADER!

Waardoor wordt je referentiekader gevormd?

1. door je opvoeding en leefsituatie
2. door je ideeën en gewoonten
3. door je normen en waarden
4. alle antwoorden zijn juist

Waarnemen is hetzelfde als interpreteren

1. Waar
2. Niet waar

Gebarentaal behoort tot...

1. verbale communicatie
2. non-verbale communicatie

Non-verbaal betekent: zonder woorden. In gebarentaal is feitelijk elk gebaar een onuitgesproken woord met vaste betekenis. In de menselijke communicatie geeft de non-verbale communicatie vaak de doorslag.

Verbale communicatie houdt in:

1. Communiceren met woorden
2. communiceren met geluid
3. Communiceren met geluid en woorden
4. Communiceren met lichaamstaal

Naast je lichaamshouding wat heeft nog meer invloed op de communicatie?

1. De ruimte
2. het tijdstip
3. Onbewuste zaken
4. Alle drie

Herrie op de gang is een voorbeeld van...

1. externe ruis
2. interne ruis
3. psychologische ruis
4. semantische ruis

Een asielzoeker die een uitleg in het Nederlands niet begrijpt, is een voorbeeld van...

1. psychologische ruis
2. semantische ruis

Denise zegt dat het goed gaat met haar. terwijl zij dit zegt trilt ze met haar been en kijkt ze argwanend om zich heen van links naar rechts

1. Communicatie is Congruent
2. Communicatie is Incongruent
3. ze communiceert met psychologische ruis
4. Ze communiceert met externe ruis

Wat is een juist voorbeeld van metacommunicatie?

1. Wat zit je haar leuk!
2. Ik zie dat het je raakt
3. Sorry ik heb het druk
4. Ik kom zo naar je toe.

Nesim vraagt aan Lorenzo hoe het met hem gaat. Lorenzo heeft een koptelefoon op, geeft geen antwoord, staat op en loopt weg. Nesim blijft verbaasd achter.

1. Eenzijdige communicatie
2. Tweezijdige communicatie
3. communicatie op inhoudsniveau
4. Communicatie op Betrekkingsniveau

• Leg uit waarom de bovenstaande aspecten met elkaar
• in verband staan.

Groeps Opdracht (30 min)

We maken 4 groepen.

Elke groep krijgt een aspect van de communicatie.

groep 1. Inhoudelijke aspect

Groep 2. Rationele aspect

Groep 3. Expressief aspect

Groep 4. Appelerend aspect

Wat gaan jullie doen?

Jullie gaan een presentatie houden over het aspect. 

1. geef een beschrijving van het begrip.

2. geef een uitleg wanneer dit voorkomt in een gesprek.

3. Maak in je groep een voorbeeld casus. verwerk een klein "Rollenspel" als voorbeeld van de communicatie. alle groepsleden actief aan deelnemen.

Hoe staan deze vier aspecten met elkaar in verband?

Volgende Week:

De fases die een gesprek doorloopt gaan we met elkaar doornemen