Alfa 3 TC 5.10 en 5.11 oa


Welkom allemaal!

donderdag 
9 december
2021
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon


Welkom allemaal!

donderdag 
9 december
2021

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

Waad en Nazir: door met de laptop
De rest van de groep: 
Luistertekst met vragen: in de apotheek 2
Praat je mee video's: Gezondheid: in de apotheek

Slide 2 - Diapositive

De woorden van 5.12

Wat zijn pillen? Wat doe je ermee?
Wat is zalf? Wat doe je ermee?
Wat zijn druppels? Wat doe je ermee?
Waar zitten medicijnen meestal in?
Waar haal je medicijnen? - Zonder recept, 
                                                      - met recept

Slide 3 - Diapositive



  • Wat komt de vrouw halen?
  • Voor wie is het medicijn?
  • Hoe oud is de dochter?
  • Wat is er aan de hand?
  • Hoeveel moet de vrouw betalen?

Slide 4 - Diapositive

Waar ligt de klemtoon?
1.  pil-len                                  5.   dro-gist
2. in-ne-men                         6.   som-mi-ge
3. drup-pels                           7.   da-ge-lijks
4. doos-je                               8.  sme-ren

Slide 5 - Diapositive

5.11 Woorden met -oor, -eer of     -eur

hoor      voor         koorts       antwoord
meer     eerder    meneer    wanneer
deur      kleur        euro           chauffeur

Slide 6 - Diapositive

Opdrachten in het boek
73 en 74 samen
75 Otilia leest woorden, jullie schrijven ze op
      Goed luisteren!!!

Slide 7 - Diapositive

Hoe noem je dat ook alweer?

In de 
morgen


In de 
middag.

In de 
avond

Slide 8 - Diapositive

Video 4.5 *

  • Komt Bing kerstkaarten halen? Wat wel?
  • In welke straat woont Bing?
  • Op welk nummer?
  • Wat voor medicijnen krijgt hij?
  • Hoe vaak moet hij de medicijnen innemen?
  • Waarmee moet hij de medicijnen innemen? 

Slide 9 - Diapositive

Video 4.5 **
  • Waar is Daan? (supermarkt, drogist, of apotheek) 
  • Wat is Daans geboortedatum?
  • Welke medicijnen krijgt hij?
  • Wat betekent driemaal daags?
  • Wat moet Daan met de zalf doen?
  • Wat moet hij voor en na het smeren van de zalf doen?
  • Hoe lang moet hij de zalf gebruiken?

Slide 10 - Diapositive

Video 4.5***

  • Welke drie medicijnen krijgt Kim?
  • Hoe vaak moet zij de zalf gebruiken?
  • Hoe vaak moet zij de druppels in haar ogen doen?
  • Wat moet zij met de tabletten doen? 
  • Wat betekent: de kuur afmaken?

Slide 11 - Diapositive

Goed gewerkt!

Tot volgende
week!

Slide 12 - Diapositive