9.1 Stelsels vergelijkingen

9-1 Stelsels vergelijkingen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

9-1 Stelsels vergelijkingen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak x vrij in
31x+3y=4
A
x=y+34
B
x=12y
C
x=9y+4
D
x=129y

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke formule hoort waarbij?
Formule hoort bij geen van beide grafieken.

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelsel vergelijkingen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe los je dat op?
  1. Eliminatie 
  2.  Eliminatie na vermenigvuldiging
  3. Substitutie

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelsel vergelijkingen oplossen
Door eliminatie:
stap 1: Indien nodig met de balansmethode een vaan de vergelijkingen veranderen zodat bij het optellen of aftrekken één van de letters wegvalt
stap 2: Tel de vergelijkingen bij elkaar op, of trek ze van elkaar af
2x+4y=20
3x2y=14
{

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

en als het niet zo mooi uitkomt?
eerst vermenigvuldigen....

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelsel vergelijkingen oplossen
Door substitutie:
stap 1: Maak van één van beide vergelijkingen letter = .....
stap 2: Vul dat in in de andere vergelijking op de plaats van die letter
2x+4y=20
3x2y=14
{

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelf even oefenen...
Doe je best!

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb 40 muntstukken in mijn portemonnee. Het zijn munten van 20 cent en munten van 1 euro. Het totale bedrag dat deze munten waard zijn is 25,60 euro.
Hoeveel 1-euro munten heb ik?
Tip!
x= aantal 20 cent munten
y= aantal 1 euro munten

Slide 14 - Diapositive

x= aantal 20 cent munten
y= aantal 1 euro munten

x + y = 40
0,2x + y = 25,60

0,8x = 14,40
x=18
y=22
Hoeveel 1-euro munten heb ik?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Achter in mijn tuin zitten een vast aantal kraaien (k) op een vast aantal paaltjes (p)
Als op elk paaltje één kraai zit, zijn er 20 kraaien over.
Als de kraaien een beetje sociaal zijn gaan ze met z'n tweeën op een paaltje zitten.
In dat geval blijven er 10 paaltjes leeg.
Hoeveel kraaien (k) en hoeveel paaltjes (p) heb ik in mijn tuin?

Slide 16 - Diapositive

k = p + 20
p = 0,5k + 10

k= 0,5k + 10 + 20
0,5k = 30
k = 60
p = 40




aantal kraaien (k)?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aantal paaltjes (p)?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lever hier je uitwerking in van de laatste twee vragen.

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions