Les 2 - Deeltjesmodel

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom

1. Pak je spullen (boeken, schrift, pen) en doe daarna je tas van tafel.
2. Lees blz. 57 en 58
3. Klaar? Lees de rest van 2.2 en 

maak de opgaven 14, 15, 18, 20, 23

Zs

Bespreken opdracht 9 en 13

Leerdoelen

• Je kunt het deeltjesmodel beschrijven.
• Je kunt aan de hand van dit deeltjesmodel het verschil tussen de drie fasen beschrijven.

Modellen

Model

Een vereenvoudiging van de werkelijkheid

Deeltjesmodel

• Een stof bestaat uit deeltjes: moleculen
  
• Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
• Moleculen bewegen voortdurend. Hoe warmer, hoe sneller.
• Moleculen trekken elkaar aan. Deze aantrekkingskracht heet vanderwaalskracht.

De fasen

Wat is sterker, de beweging van de moleculen, of de onderlinge aantrekkingskracht?

Vast

• Moleculen hebben vaste plek
• Stof heeft een vaste vorm
  
• Het volume ligt vast (kan niet samenpersen)

Vloeibaar

• Moleculen hebben geen vaste plek
• Stof heeft geen vaste vorm
  
• Het volume ligt vast (kan niet samenpersen)
  

Gas

• Moleculen hebben geen vaste plek
  
• Stof heeft geen vaste vorm
  
• Het volume ligt niet vast (kan samengeperst worden)

Gas

• Gassen hebben altijd een lagere dichtheid dan vaste stoffen en vloeistoffen.

Zs

• Leg je huiswerk klaar zodat het gecontroleerd kan worden.
• Lees de rest van paragraaf 2
• Maak de opgaven 14, 15, 18, 20, 23

SO over symbolen en molecuulformules

Tabel 3, 4, 5 en 6

Zf

• Maak de opgaven van 2.2

of

• Leer voor het SO

Noem de vier kenmerken van het deeltjesmodel

Waarom hebben gassen altijd een lagere dichtheid dan vloeistoffen?

Volgende les: 

• Atomen en moleculen

• Huiswerk: 14, 15, 18, 20, 23