VWO2-C5-§9 Samengestelde zin

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les=herhaling obwb +samengestelde zinnen herkennen
Ca. 15 minuten stil lezen
Filmpje +Oefening vorige les
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp
                                                                    Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Overeenkomst bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling is?
Lijkt heel veel op het bijvoeglijk naamwoord
(gezien de naam niet zo toevallig natuurlijk).
Net als het bijvoeglijk naamwoord geeft de bijvoeglijke bepaling een kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan.

Slide 4 - Diapositive

Verschillen bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijke bepaling zijn?
Een bijvoeglijk bepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen.
Een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan.
Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
Een bijvoeglijke bepaling is altijd onderdeel van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp)

Slide 5 - Diapositive

Overeenkomst obwb en bijv. bep is?

De enige overeenkomst die ze hebben, is dat ze allebei binnen zinsdelen voorkomen.

Slide 6 - Diapositive

Verschil obwb en bijv. bep is?
Een onderschikkende bijwoordelijke bepaling vertelt iets over een bijvoeglijk
naamwoord, een telwoord of een ander bijwoord.
Een bijvoeglijke bepaling staat binnen zinsdelen en vertelt iets over een zelfstandig
naamwoord of naam.
Voorbeeld:
Het is erg druk in de stad.
In deze zin is erg een onderschikkende bijwoordelijke bepaling bij druk.
druk is een bijvoeglijk naamwoord en erg zegt iets over druk.
Voorbeeld:
De  leraren deden een nogal bijzondere bestelling
bijzonder = bijvoeglijke bepaling bij het zn bestelling
nogal= ondergeschikte bijwoordelijke bepaling, het zegt iets over hoe bijzonder deze bestelling is

Slide 7 - Diapositive

Nog een verschil tussen een bijwoordelijke en bijvoeglijke bepaling?
Een bvb zegt iets over een zelfstandig naamwoord; een bwb zegt iets over het gezegde.
 Een bvb is een deel van een zinsdeel; een bwb is een zelfstandig zinsdeel. Een bwb kun je voor de persoonsvorm plaatsen zonder de betekenis van de zin te veranderen, bij een bvb kan dat niet.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Herhaling §7
De bijwoordelijke bepaling als zindeelstuk (= ondergeschikte bijwoordelijke bepaling) zegt iets van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld
Ik vond het boek erg spannend.
- erg = bijwoordelijke bepaling bij 'spannend' (geen zelfstandig naamwoord).
In een bijvoeglijke bepaling kan een bijwoordelijke bepaling staan.
Voorbeeld
Ik vond dat een erg vervelende opmerking.
- erg vervelende = bijvoeglijke bepaling bij 'opmerking'.
- erg = bijwoordelijke bepaling bij 'vervelende'.






Slide 10 - Diapositive

vwo2-§7-zinsdeelstukken
Een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling lijkt op een
 bijvoeglijke bepaling ( het is een zinsdeelstuk) en geen zinsdeel.



Oefening vanaf 4.41

Slide 11 - Diapositive

Oefening vorige les:
Noteer de bijvoeglijke bepalingen (bijv.bep), de ondergeschikte bijwoordelijke bepalingen (obwb) en de bijstellingen (bijst) in de zinnen a en b. 
Zet de woorden waarbij ze horen, erachter. Geef steeds aan van welke soort er sprake is.

a Assepoester, de dochter van een stiefmoeder met boze bedoelingen, moest de gloeiend hete as uit de haard scheppen.


b De stagiair overhandigde de projectleider, een warrig uitziende dame met piekhaar, een nauwkeurig verslag van zijn stageperiode.


Slide 12 - Diapositive

Antwoorden:
a Assepoester, de dochter van een stiefmoeder met boze bedoelingen, moest de gloeiend hete as uit de haard scheppen.

a Assepoester, de dochter van een stiefmoeder met boze bedoelingen, moest de gloeiend hete as uit de haard scheppen.
bijst: de dochter van een stiefmoeder met boze bedoelingen  Assepoester
bijv.bep: van een stiefmoeder met boze bedoelingen  dochter
bijv.bep: met boze bedoelingen  stiefmoeder
bijv.bep: boze  bedoelingen
bijv.bep: gloeiend hete  as
obwb: gloeiend  hete


Slide 13 - Diapositive

De stagiair overhandigde de projectleider, een warrig uitziende dame met piekhaar, een nauwkeurig verslag van zijn stageperiode.

bijst: een warrig uitziende dame met piekhaar  de projectleider
bijv.bep: warrig uitziende  dame
obwb: warrig  uitziende
bijv.bep: met piekhaar  dame
bijv.bep: nauwkeurig  verslag
bijv.bep: van zijn stageperiode  verslag


Slide 14 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


In deze les leer je hoe je in een samengestelde zin de verschillende zinsdeelzinnen herkent.


Slide 15 - Diapositive

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
– Evelien (ow) werkt bij de bakker.

----------------------------------------------------------------------------
Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:


Slide 16 - Diapositive

1={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin     zij (ow) bakt graag koekjes}.
 
2={(bijzin Omdat Evelien (ow) graag koekjes bakt), hoofdzin       werkt zij (ow) bij de bakker}.


3={hoofdzin Evelien (ow) werkt bij de bakker}, want {hoofdzin   zij (ow) bakt graag koekjes,
(bijzin   omdat ze die zo lekker vindt)}.


Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Een samengestelde zin kan bestaan uit:

twee of meer samengevoegde hoofdzinnen (zie voorbeeldzin 1: hoofdzin + hoofdzin);
 
een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 2: bijzin + hoofdzin);
 
een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin (zie voorbeeldzin 3: hoofdzin + hoofdzin + bijzin).


Slide 19 - Diapositive

vwo2-C5-§9 Samengestelde zin

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Nevenschikkende zin: Twee zinnen of delen van een zin die gelijkwaardig zijn en met een voegwoord zoals “en”, “maar”, “of” verbonden zijn. 
Bijvoorbeeld: “Ik ga naar school en mijn vriend gaat naar de bibliotheek.” 


Onderschikkende zin: Een zin die afhankelijk is van een andere zin, vaak verbonden met een onderschikkend voegwoord zoals “omdat”, “terwijl”, “als” of “doordat”. 

Bijvoorbeeld: “Ik ga naar school, omdat ik les heb.” 


Slide 22 - Diapositive

Kortom: nevenschikkend Twee gelijke zinnen die los van elkaar kunnen staan. 

Onderschikkend: Een zin is afhankelijk van de andere.




 Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn (zoals in Ik zag dat de trein vertraging had), of (zoals in Ik weet niet of de trein vertraging heeft), terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen, hoewel, tenzij, voor zover

Slide 23 - Diapositive

Ik heb gehoord dat die mooie zoon van jou weer in de stad is. (bijzin met onderschikkend voegwoord dat)



Terwijl ik op de leerstof zat te zwoegen, zaten mijn bovenburen flink te feesten. (bijzin met onderschikkend voegwoord terwijl)

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 27 - Diapositive

Al het maak/huiswerk is leerwerk.
Als je de theorie niet snapt, kun je de opdrachten ook niet (goed) maken. 

Maken:
C.5-§9
blz.222

opdr. 1 t/m 5

alles in je schrift!

Slide 28 - Diapositive