H3 Chemische Reacties

H3 Chemische Reacties
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

H3 Chemische Reacties

Slide 1 - Diapositive

Een chemische reactie is een proces waarbij 
A
beginstoffen verdwijnen en andere stoffen ontstaan
B
Atomen veranderen
C
Er geen verandering van stoffen plaatsvindt
D
de fase van een stof verandert

Slide 2 - Quiz

De snelheid van een reactie kun je beïnvloeden door?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
het contactoppervlak vergroten
B
De concentratie van de reagerende stoffen te verhogen
C
De concentratie van de reagerende stoffen te verlagen
D
Een katalysator toevoegen

Slide 3 - Quiz

Als er energie nodig is om een chemische reactie te laten verlopen spreken we van een ...
A
endotherme reactie
B
exotherme reactie
C
het energie effect
D
wet van massabehoud

Slide 4 - Quiz

Is een faseverandering een chemische reactie?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt af van de de fase

Slide 5 - Quiz

Een chemische reactie kun je herkennen aan het veranderen van de
A
stofeigenschappen
B
temperatuur
C
atomen
D
hoeveelheid stof

Slide 6 - Quiz

Verloopt de reactie sneller of langzamer met een stukje staalwol dan met een ijzerblokje?
A
Langzamer
B
sneller
C
hangt af van de hoeveelheid

Slide 7 - Quiz

Wat is de index en coëfficiënt van  ? 
3O2
A
de coëfficiënt is 3 en de index is 1
B
de coëfficiënt is 1 en deindex is 3
C
de coëfficiënt is 2 en de index is 3
D
de coëfficient is 3 en de index is 2

Slide 8 - Quiz

Wat is de reactietemperatuur?
A
De hoogste temperatuur waarbij een reactie op gang komt
B
de temperatuur waarop een reactie verloopt
C
De goede temperatuur om te koken
D
De laagste temperatuur waarbij een reactie op gang komt

Slide 9 - Quiz

Welke coefficient moet op de puntjes staan in deze reactievergelijking?
C3H8+...O2
4H2O+3CO2
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 10 - Quiz

Welke coefficient moet op de puntjes staan in deze reactievergelijking?
4Fe+3O2
...Fe2O3
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Maak de reactievergelijking kloppend 
1
2
2
1
1
2

Slide 12 - Question de remorquage

+
Geef een kloppende reactievergelijking van de volgende reactie:
... NaCl
... Cl₂
... Na
2
1
2
3

Slide 13 - Question de remorquage

Welke reactievergelijking klopt NIET?
A
2KClO32KCl+3O2
B
2H2O2H2+2O2
C
C6H12O62C2H6O+CO2
D
2MgO+H22MgH+O2

Slide 14 - Quiz

Maak de reactievergelijking af en zet de namen op de juiste plek

Slide 15 - Question de remorquage

Welke van deze 'vergelijkingen' zijn geen (correcte)reactievergelijkingen?
A
ammoniak+zoutzuur ->salmiak
B
2H2O+O22H2O2
C
C6H12(l)C6H12(g)
D
2Al+O22AlO[?]

Slide 16 - Quiz

Welk molecuul hoort er te staan op de puntjes?
CaC4H6O4C3H6O+.....
A
CaCO3
B
CaH2O3
C
CaC4O4
D
HCO3

Slide 17 - Quiz


Waaraan is de massaverhouding gelijk?


A
de coëfficiënten in de reactievergelijking
B
de verhouding van de atoommassa's van de stoffen die reageren
C
de verhouding van de molecuulmassa's van de stoffen die reageren
D
aan het aantal atomen in een molecuul

Slide 18 - Quiz

Stikstof en waterstof reageren in de massaverhouding 28:6. Welke van de volgende massaverhoudingen is onjuist?
A
28 gram stikstof : 6 gram waterstof
B
28 moleculen stikstof : 6 moleculen waterstof
C
28 kilogram stikstof : 6 kilogram waterstof
D
112 gram stikstof : 24 gram waterstof

Slide 19 - Quiz

De massaverhouding waarin
waterstofchloride en ammoniak reageren, is 15 : 7
Welke van de volgende massaverhoudingen is niet juist?
A
15 gram waterstofchloride reageert met 7 gram ammoniak.
B
30 gram waterstofchloride reageert met 14 gram ammoniak.
C
15 moleculen waterstofchloride reageren met 7 moleculen ammoniak.
D
7 gram waterstofchloride reageert met 15 gram ammoniak

Slide 20 - Quiz

Zuurstof en Magnesium reageren in de massaverhouding 2 : 3.
Hoeveel magnesium reageert met 5 g zuurstof?
A
10 g
B
6 g
C
7,5 g
D
3,3 g

Slide 21 - Quiz