Engels- woordvolgorde

English- word order
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

English- word order

Slide 1 - Diapositive

wie?
doet?
wat?
waar/wanneer
hoe?
waarom?
Hij betaalt elk jaar €200 
€200 
pays
every
he
year

Slide 2 - Question de remorquage

wanneer
wie?
doet?
wat?
hoe?
waarom?
Elk jaar betaalt hij €200. 
Datgene waar je de nadruk op wilt leggen zet je vooraan....
€200 
pays
every
he
year

Slide 3 - Question de remorquage

wie?
doet?
wat?
waar/wanneer?
hoe?
waarom?
Hij heeft in cash €200 betaald
€200 
has
paid
he
in cash

Slide 4 - Question de remorquage

wie?
doet?
wat?
waar/wanneer?
hoe?
waarom?
Hij zal €200 betalen.
€200 
will
pay
he
tomorrow

Slide 5 - Question de remorquage

wie?
doet?
wat?
waar/wanneer?
hoe?
waarom?
Hij gaat morgen €2000 voor zijn nieuwe auto van de bank halen.
€2000 for his new car
will
get
he
at the bank
tomorrow

Slide 6 - Question de remorquage

wie?
doet?
wat?
waar/wanneer?
hoe?
waarom?
Ik heb hem sinds gisteren twee keer gesproken.
have
talked 
I
to him twice
 since yesterday

Slide 7 - Question de remorquage

SHIT-rule

Slide 8 - Diapositive

wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
never
last summer

Slide 9 - Question de remorquage

Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie en een hulpwerkwoord
on time
he
is
always
To be honest,

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is ook alweer de juiste woordvolgorde in een Engelse zin?
Wie
doet
wat
Waar
wanneer 

Slide 11 - Question de remorquage

Irregular verbs
Possessive pronouns
Nouns / Plurals 
Comparatives / Superlatives
Pitfalls (we're, where, were etc.)
Present Simple
Present Continuous
A / An / The
Wordorder
Prepositions
Past Simple
Demonstrative Pronouns
Onregelmatige werkwoorden
Tegenwoordige tijd
Trappen van vergelijking
Bezittelijke voornaamwoorden
De / het/ een
Duurvorm
Woordvolgorde
Aanwijzend voornaamwoorden
Voorzetsels
Valkuilen
Zelfstandige naamwoorden / meervoud
Verleden tijd

Slide 12 - Question de remorquage