Grammatica: bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden

Welkom Groep 2!
Grammatica :) 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom Groep 2!
Grammatica :) 

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijke Voornaamwoorden

Slide 2 - Carte mentale

Bij het persoonlijk voornaamwoord, verander je het onderwerp in:

ik                       (enkelvoud, 1 persoon)
jij
zij/hij

wij                     (meervoud, meer personen)
jullie
zij

Slide 3 - Diapositive

Blz. 2 werkboekje

Slide 4 - Diapositive

Wat is het persoonlijke voornaamwoord in de zin?
Hij maakt de opdrachten.
A
maakt
B
de
C
hij
D
opdrachten

Slide 5 - Quiz

Jullie worden steeds beter.
A
jullie
B
steeds
C
worden
D
beter

Slide 6 - Quiz

De juf zegt dat ook tegen hen.
A
juf
B
zegt
C
tegen
D
hen

Slide 7 - Quiz

Ik ga naar jou.
A
ik
B
jou
C
ga
D
ik en jou

Slide 8 - Quiz

Het regent al de hele dag.
A
Het
B
regent
C
hele
D
dag

Slide 9 - Quiz

Ik geef de werkboeken aan hen.
A
ik
B
ik en hen
C
hen
D
werkboeken

Slide 10 - Quiz

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 11 - Question de remorquage

Schrijf mee
Daarna nakijken

We schrijven de zinnen in ons schrift met de juiste antwoorden.
Denk om de hoofdletters, aanhalingstekens, vraagtekens, komma's en punten. 

Slide 12 - Diapositive

"Ik vraag het wel aan Bram."
"Bram, ga ............ook mee met ons?"
A
jij
B
hij
C
jullie
D
zij

Slide 13 - Quiz

Piet en ria gaan naar de markt.
Gaan ..........naar de markt?
A
wij
B
zij
C
ik
D
hij

Slide 14 - Quiz

"Kadir en Alan, er ligt huiswerk klaar."
...............moeten dat nu gaan maken.
A
ik
B
wij
C
jullie
D
hij

Slide 15 - Quiz

Fatima en Tim lopen in de winkel.
.........lopen in de winkel.
A
zij
B
ik
C
wij
D
weet ik niet

Slide 16 - Quiz

Marie koopt nieuwe schoenen.
Koopt..........nieuwe schoenen?
A
wij
B
jullie
C
hij
D
zij

Slide 17 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord (bezitwoord) geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord ‘zijn’ van wie de fiets is. Let op: Eigennamen en zelfstandige naamwoorden zijn géén bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat altijd om woorden als ‘mijn’, ‘jouw’, ‘zijn’ of ‘haar’.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

 Schrijf de zinnen netjes over en doe daarna de opdracht. 
Wat is/zijn de bezittelijke voornaamwoorden in de volgende zinnen?

Slide 20 - Diapositive

~ Mijn buren staan altijd voor mij klaar.  
~ Gaan we naar zijn huis of naar die van haar ?
~ Waar staan jullie tassen?
~ De dolfijn is zijn lievelingsdier.
~ De bibliotheek heeft haar deuren moeten sluiten.

Slide 21 - Diapositive

~ Mijn buren staan altijd voor mij klaar.
~ Gaan we naar zijn huis of naar die van haar ?
~ Waar staan jullie tassen?
~ De dolfijn slikt zijn vis in één keer in.
~ De bibliotheek heeft haar deuren moeten sluiten.

Slide 22 - Diapositive

Mijn kamer is een grote bende, zijn kamer is heel netjes .

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Van onze ouders moeten wij de afwas doen.

Slide 25 - Question ouverte

Jouw schrift lag in hun kamer en ons boek lag daar ook.

Slide 26 - Question ouverte

Ik heb de spelcomputer van jouw zusje geleend.

Slide 27 - Question ouverte

Ik wil dus snel de computer terug, het is ook de mijne!

Slide 28 - Question ouverte

Is het een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 29 - Diapositive

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 30 - Quiz

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 31 - Quiz

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 32 - Quiz

Deze spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 33 - Quiz