Werk en Werkloosheid H2
1 / 20
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Hoe berekenen wij de i/a-ratio?
A
(Actieven / Inactieven)
B
(Inactieven / Actieven)
C
(Actieven / Inactieven) x 100
D
(Inactieven / Actieven) x 100
Slide 4 - Quiz
Door vergrijzing zal de i/a ratio?
A
stijgen
B
dalen
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Wat gebeurt er met de i/a-ratio als de arbeidsproductiviteit verdubbelt?
A
De i/a-ratio stijgt
B
De i/a-ratio daalt
C
De i/a-ratio
verandert niet
Slide 10 - Quiz
Wanneer neemt de participatiegraad toe? (meerdere antwoorden goed)
A
Wanneer mensen meer deeltijd kunnen werken
B
Wanneer de pensioenleeftijd wordt verhoogd
C
Wanneer jongeren langer door studeren
D
Wanneer de pensioenleeftijd omlaag gaat
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurt er met de i/a-ratio (stijgen, dalen of gelijk blijven) in de volgende situatie. Verklaar het antwoord.
1. de uitkeringen worden verlaagd.
1. de uitkeringen worden verlaagd.
A
Stijgen
B
Dalen
C
Gelijk blijven
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurt er met de i/a-ratio (stijgen, dalen of gelijk blijven) in de volgende situatie. Verklaar het antwoord.
2. de leerplicht wordt verhoogd van 16 naar 18 jaar.
2. de leerplicht wordt verhoogd van 16 naar 18 jaar.
A
Stijgen
B
Dalen
C
Gelijk blijven
Slide 13 - Quiz
Als de i/a-ratio stijgt dan zal de belasting- en premiedruk voor de actieven:
A
stijgen
B
dalen
Slide 14 - Quiz
Een gevolg van een stijgend I/A ratio is
A
Meer ezels in Nederland
B
Meer actieven t.o.v. inactieven
C
Uitkeringen worden onbetaalbaar
D
Dalende premies
Slide 15 - Quiz
Is de sociale zekerheid moeilijker te betalen bij een daling of bij een stijging van de i/a-ratio?
A
Bij een daling van de i/a-ratio
B
Bij een stijging van de i/a-ratio
Slide 16 - Quiz
i/a-ratio = inactieven / actieven x 100
Als de i/a-ratio 20 is, dan ...
Als de i/a-ratio 20 is, dan ...
A
... zijn er 20 actieven op 100 inactieven.
B
... zijn er 20 inactieven op 100 actieven.
C
... zijn er 80 actieven op 100 inactieven.
D
... zijn er 80 inactieven op 100 actieven.
Slide 17 - Quiz
Wat is juist?
De participatiegraad stijgt als...
De participatiegraad stijgt als...
A
de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar.
B
fulltimers in deeltijd gaan werken.
C
de vergrijzing van de bevolking afneemt.
D
het aantal werklozen daalt.
Slide 18 - Quiz
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
