Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Argo t2 les 9
Argo T2 les 9
Argonautentocht - ΣΤΟΛΟΣ
1 / 48
suivant
Slide 1:
Diapositive
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
48 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Argo T2 les 9
Argonautentocht - ΣΤΟΛΟΣ
Slide 1 - Diapositive
3e mv (zij)
3e ev (hij)
inf (hele ww)
εἰσίν
βασιλεύει
ἐθέλουσι
ἐθέλει
βοηθεῖν
Slide 2 - Question de remorquage
R. 1 τῇ χώρᾳ staat in de dativus, welke functie heeft?
A
Meewerkend Voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (na vz)
C
Aanvulling bij een ww
D
Bijwoordelijke bepaling (zonder vz)
Slide 3 - Quiz
In welke naamval staat αὐτὸν (r. 3)
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 4 - Quiz
Naar wie verwijst αὐτὸν (r. 3).
Noteer de naam.
Slide 5 - Question ouverte
περὶ τῶν τοῦ στόλου κινδύνων
περὶ + gen = over
περὶ + τῶν .... κινδύνων = over de gevaren
τοῦ στόλου = bvb bij τῶν .... κινδύνων: de gevaren van de reis.
Slide 6 - Diapositive
R. 4 αὐτοῖς is een dativus meervoud.
Welke functie heeft αὐτοῖς?
A
Meewerkend Voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (zonder vz)
C
Aanvulling bij een ww
D
dativus van bezitter
Slide 7 - Quiz
Bij welk werkwoord hoort αὐτοῖς dan?
A
βοηθεῖν (r. 4)
B
ἐθέλει
C
βοηθεῖν (r. 5)
Slide 8 - Quiz
Welk woord is dan de aanvulling/ welke woorden zijn de aanvulling bij βοηθεῖν (r. 5)?
A
εἰ πρῶτον
B
οἱ ἥρωες
C
ἐθέλουσιν
D
αὐτῷ
Slide 9 - Quiz
Naar wie verwijst αὐτῷ (r.5)? Noteer zijn naam.
Slide 10 - Question ouverte
Welke naamval en functie heeft
τῶν θεῶν (r. 6)?
A
acc ev - LV
B
gen ev - aanv ww
C
acc mv - BwB
D
gen mv - bv
Slide 11 - Quiz
δίκη τῶν θεῶν (r. 6)
Leg in eigen woorden uit waarom hij deze straf kreeg.
Slide 12 - Question ouverte
δίκη τῶν θεῶν (r. 6)
Dit was een dubbele straf. Welk deel van de straf wordt niet in de tekst genoemd?
Slide 13 - Question ouverte
τὰ δεῖπνα (r. 6): In welke twee naamvallen kan dit staan?
A
nom en acc ev
B
nom ev en nom mv
C
nom en acc mv
D
acc ev en acc mv
Slide 14 - Quiz
Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
τὰ δεῖπνα is geen nom - onderwerp, want er is al een onderwerp.
τὰ δεῖπνα is geen nom - naamwoordelijk deel, want er is geen koppelwerkwoord.
τὰ δεῖπνα is geen acc - Bijw. bepaling, want er is geen voorzetsel.
Slide 15 - Question de remorquage
Deze beweringen zijn inderdaad allemaal waar. Maar welke functie heeft τὰ δεῖπνα dan?
(het antwoord als afkorting noteren)
Slide 16 - Question ouverte
Welke naamval en functie heeft
αὐτοῦ (r. 7)?
A
acc ev - LV
B
gen ev - bv
C
acc mv - BwB
D
gen mv - aanv ww
Slide 17 - Quiz
οὖν (r. 7): hoe noemen we een dergelijk woord dat altijd op de 2e plaats van de zin moet staan?
Slide 18 - Question ouverte
Welk woord uit het vervolg is ook een partikel?
A
μὲν (r.8)
B
δὲ (r. 9)
C
οὐχ (r. 9)
D
γὰρ (r.10)
Slide 19 - Quiz
τῷ γέροντι : Wie wordt hiermee bedoeld? Noteer zijn naam.
Slide 20 - Question ouverte
Welke naamval en functie heeft
αὐτάς (r.10)?
A
gen ev - bvb
B
gen ev - aanv. ww.
C
acc mv - LV
D
acc mv - BwB
Slide 21 - Quiz
Naar wie verwijst αὐτάς (r.10)?
Slide 22 - Question ouverte
φόβῳ (r. 11) staat in de dativus.
Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
φόβῳ is geen meewerkend voorwerp, want φεύγουσιν heeft geen MV nodig.
φόβῳ is geen aanvulling, want φεύγουσιν gaat niet met de dativus.
φόβῳ is geen BwB want er staat geen voorzetsel
Slide 23 - Question de remorquage
Welke functie heeft φόβῳ (r. 9) dan?
A
BwB na vz
B
BwB zonder vz - oorzaak/reden (door, uit)
C
BwB zonder vz - middel (met)
D
BwB zonder vz - manier waarop (met)
Slide 24 - Quiz
τῶν θεῶν (r.12) is een bvb.
Hoe kun je dit zien?
A
het staat in de genitivus
B
het heeft dezelfde naamval
C
het staat tussen het lidw (ἡ) en zelfs. nw. (δίκη) in
D
het staat achter een voorzetsel
Slide 25 - Quiz
τῷ Ἰάσονι (r. 13) staat in de dativus.
Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
τῷ Ἰάσονι is geen meewerkend voorwerp, want συμβουλεύει heeft geen MV nodig.
τῷ Ἰάσονι is geen aanvulling, want συμβουλεύει gaat niet met de dativus.
τῷ Ἰάσονι is geen BwB, want ik vertaal niet met: met, door, of uit.
Slide 26 - Question de remorquage
Welke functie heeft Ἐπικίνδυνοί (r. 14)?
A
O
B
ND
C
LV
D
bijstelling
Slide 27 - Quiz
r. 14 - 15 Ἐπικίνδυνοί εἰσι σοὶ καὶ τοῖς φίλοις σου αἱ Συμπληγάδες.
In welke regel(s) staat uitgelegd waarom dit zo was?
Slide 28 - Question ouverte
Wat is het onderwerp bij
συγκροτοῦσι (r. 16)?
A
ingesloten (αἱ Συμπληγάδες uit de vorige zin)
B
ingesloten (ὑψηλαὶ uit de vorige zin)
C
ingesloten (de Boreaden)
D
τὰ πλοῖα
Slide 29 - Quiz
Welke naamval en functie heeft
τὰ πλοῖα (r. 17)?
A
nom mv - O
B
nom mv - ND
C
acc mv - LV
D
acc mv - BwB
Slide 30 - Quiz
r. 18 δι᾽
Welke letter hoort er eigenlijk te staan op de plaats van ᾽ achter δι?
A
α
B
ε
C
ο
D
η
Slide 31 - Quiz
R. 18 αὐτῶν is een genitivus meervoud.
Welke functie heeft αὐτῶν?
A
bvb
B
BwB na een vz
C
Aanvulling bij een ww
Slide 32 - Quiz
Naar wie of wat verwijst αὐτῶν?
Slide 33 - Question ouverte
In welke vorm staat ἀποχωροῦσιν (. 19)
A
3e ev ind prae
B
3e mv ind prae
C
dat ev m
D
dat mv m
Slide 34 - Quiz
In welke naamval, getal en geslacht staat
αἱ πέτραι (r.19)?
Noteer je antwoord als afkorting.
Slide 35 - Question ouverte
Wat is het onderwerp bij
πέμπουσι (r.20)?
A
Οἱ ... Ἀργοναῦται
B
πρῶτον
C
πέλειαν
D
ingesloten (de Symplegaden)
Slide 36 - Quiz
Welke naamval en functie heeft
τῶν Συμπληγάδων (r.21)?
A
gen - bvb
B
gen-BwB
C
nom - O
D
acc - BwB
Slide 37 - Quiz
τοῦ γέροντος (r.21) is een bvb.
Hoe kun je dit zien?
A
het staat in de genitivus
B
het congrueert
C
het staat tussen het lidw (τοὺς ) en zelfs. nw. (λόγους) in
D
het staat achter een voorzetsel
Slide 38 - Quiz
Welke naamval en functie heeft
τοὺς ... λόγους (r. 21-22)?
A
acc ev - LV
B
gen ev - bv
C
acc mv - BwB
D
gen mv - aanv ww
Slide 39 - Quiz
In welke vorm staat Συγκροτοῦσι (. 22)
A
3e ev ind prae
B
3e mv ind prae
C
dat ev m
D
dat mv m
Slide 40 - Quiz
δ᾽ (r. 22): hoe noemen we een dergelijk woord dat altijd op de 2e plaats van de zin moet staan?
Slide 41 - Question ouverte
In welke naamval, getal en geslacht staat
αἱ Συμπληγάδες (r.22)?
Noteer je antwoord als afkorting.
Slide 42 - Question ouverte
Welke naamval en functie heeft
θάττων (r.23)?
A
gen mv - bvb
B
gen mv - aanv. ww.
C
nom ev - O
D
nom ev - ND
Slide 43 - Quiz
In de aantekeningen bij r. 23 staat dat μέρος τι een acc is. Welke functie heeft μέρος τι dan?
A
LV
B
BwB
Slide 44 - Quiz
Wat is het onderwerp bij
διαφθείρουσιν (r. 24)?
A
ingesloten (ἡ πέλεια r. 23)
B
ingesloten (αἱ Συμπληγάδες r. 22)
C
τοῦ ὀρροπυγίου (r.24)
D
αἱ πέτραι (r. 24)
Slide 45 - Quiz
Welke naamval en functie heeft
τοῦ ὀρροπυγίου (r.23-24)?
A
gen ev - bvb
B
gen ev - aanv. ww.
C
nom ev - O
D
nom ev - ND
Slide 46 - Quiz
In welke naamval, getal en geslacht staat
οἱ ἥρωες (r.24)?
Noteer je antwoord als afkorting.
Slide 47 - Question ouverte
In r. 22 t/m r. 24 staat bijna hetzelfde als in r. 25 t/m 28. Wat is het verschillen?
Slide 48 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
9 tekst va r. 4
Mars 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Argo t2 tekst 7 r. 1-11
Décembre 2023
- Leçon avec
51 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
13B-1
Septembre 2019
- Leçon avec
31 diapositives
Middelbare school
24C 5-10
Janvier 2020
- Leçon avec
40 diapositives
Middelbare school
15A
Novembre 2019
- Leçon avec
33 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Herhaling: les 9
Mars 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Latijn
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
8 psv en tekst
Février 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
15A vanaf r.7
Novembre 2019
- Leçon avec
22 diapositives
Grieks
Middelbare school