BK H5 Waarneming HH

H-5 Waarneming
Herhaling 5.1-2-3-4-8
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H-5 Waarneming
Herhaling 5.1-2-3-4-8

Slide 1 - Diapositive

Welke zintuigen ken je al?

Slide 2 - Diapositive

Zintuigen
Zintuigen nemen prikkels van buiten ons lichaam waar.
Het gevoel: in onze huid liggen speciale orgaantjes waarmee we warmte, kou, aanraking en druk kunnen waarnemen. Met pijnpunten nemen we pijn waar.
De reuk: boven in onze neusholte ligt het reukorgaan
De smaak: op onze tong liggen smaakknopjes
Het gezicht: onze ogen zijn gevoelig voor licht. 
Het gehoor: onze oren nemen geluid (trillingen van de lucht) waar.



Slide 3 - Diapositive

prikkel

Slide 4 - Diapositive

Paragraaf 2
(voelen, ruiken, proeven)

Slide 5 - Diapositive

De huid
  1. De Huid bestaat uit drie lagen:
    De opperhuid
    (deze bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag)
    De lederhuid
    Daaronder zit het onderhuids vet

  2. In de huid zitten:
    warmtezintuigen
    koudezintuigen
    tastknopjes
    drukzintuigen
    pijnpunten


Slide 6 - Diapositive

enkele vragen

Slide 7 - Diapositive

Je kan proeven door de samenwerking van
A
Oog en neus
B
Oog en tong
C
Neus en mond
D
Mond en tong

Slide 8 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt

Slide 9 - Quiz

Wat is een impuls?
A
een signaal uit de omgeving
B
een elektrisch signaal in de huid
C
een elektrisch signaal dat door zenuwen gaat
D
signaal in de hersenen

Slide 10 - Quiz

De huid:

De huid bestaat uit verschillende onderdelen. In welk deel liggen je zintuigen in de huid?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid

Slide 11 - Quiz

Wat behoort niet tot je zintuigenstelsel?
A
Ogen
B
Hersenen
C
Oren
D
Huid

Slide 12 - Quiz

deze 4 smaken kan je proeven
A
metaal,bloed,zoet, zout
B
zoet, zout, zuur,bitter
C
zoet, zout, zuur, zoet
D
bitter, zout, scherp, zoet

Slide 13 - Quiz

Paragraaf 3 en 8
Horen en zien

Slide 14 - Diapositive

gedeelte van het gezicht

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Het oog
-prikkel: licht.
Netvlies: zintuigcellen
Netvlies en lens: scherp beeld
gele vlek: recht achter de lens
blinde vlek: vlak voor de oogzenuw

Slide 18 - Diapositive

enkele vragen

Slide 19 - Diapositive

Traanvocht wordt gemaakt in de traanklier en door de oogleden verspreid over het oog, daarna wordt het via de traanbuis afgevoerd naar de neus
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

1.De wenkbrauwen moeten ervoor zorgen dat er geen zweet van je voorhoofd in de ogen komt.

2. De wimpers filteren bij iedere knipperbeweging van je ogen stofjes uit de lucht.
A
beide beweringen zijn fout
B
1 is goed 2 is fout
C
1 is fout 2 is goed
D
beide beweringen zijn goed

Slide 21 - Quiz

Voor het groter en kleiner worden van de pupil gebruik je je oogspieren
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
iris
Harde oogvlies
Glasachtig lichaam

Slide 23 - Question de remorquage

Langs welke onderdelen schijnt het licht als het in het oog valt?  Zet ze in  de goede volgorde.
lens  
hoornvlies
netvlies 
pupil

Slide 24 - Question de remorquage

Het gehoor
  1. Wat is geluid?
  2. De weg van het geluid
  3. Wanneer hoor je iets?
  4. Hoe ontstaat gehoorschade?

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

enkele vragen

Slide 27 - Diapositive

Wanneer hoor je iets?
A
Als geluidstrillingen de gehoorgang binnenkomen
B
Als geluidstrillingen het trommelvlies en de gehoorbeentjes laten trillen
C
Als geluidstrillingen speciale 'haartjes' in het slakkenhuis prikkelen
D
Als impulsen vanuit het slakkenhuis via de gehoorzenuw de hersenen bereiken

Slide 28 - Quiz

Geluiden van 80 dB (bromfiets) kunnen gehoorschade opleveren als je 8 uur aan zulk geluid wordt blootgesteld
A
Dat is zo
B
Dat is onzin

Slide 29 - Quiz

Wat doet het slakkenhuis?
A
Gaat trillen
B
Ontvangt impulsen
C
Maken oorsmeer

Slide 30 - Quiz

Wat is een oor?
A
een cel
B
een weefsel
C
een orgaan
D
een orgaanstelsel

Slide 31 - Quiz

Welk onderdeel van het oor wordt aan het trillen gebracht als er geluid in je oor komt?
A
Oorsmeerkliertjes
B
Gehoorzenuw
C
Gehoorgang
D
Trommelvlies

Slide 32 - Quiz

Welke letter is het slakkenhuis?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 33 - Quiz

Het zenuwstelsel

Slide 34 - Diapositive

Bouw zenuwstelsel
Het zenuwstelsel:
centrale zenuwstelselzenuwen.

Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg

Zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen

Slide 35 - Diapositive

Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen.

Cellichaam: bevat de celkern.
- liggen in het centrale zenuwstelsel.

Uitlopers: geleiden impulsen van/naar het cellichaam.

Slide 36 - Diapositive

Zenuwcellen   -->   Zenuw
Zenuw: bundel uitlopers van zenuwcellen
elke uitloper omgeven door isolerend laagje

Slide 37 - Diapositive

Wat is het leerwerk voor de toets?
5.1 - 2 - 3 - 4 - 8

Slide 38 - Diapositive