TOETS BI 2.1 TL Bloed

bloedsomloop
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

bloedsomloop

Slide 1 - Diapositive

Bestaat bloedplasma uit water en opgeloste stoffen?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Vervoeren rode bloedcellen zuurstof?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Is deel P een bloedplaatje?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Is deel Q een rode bloedcel?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Maken witte bloedcellen ziekteverwekkers onschadelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Gaat de grote bloedsomloop van het hart naar de longen en weer terug?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Wordt in de longen koolstofdioxide opgenomen in het bloed?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

De volgende 3 vragen gaan over dit plaatje

Slide 9 - Diapositive

Stroomt in bloedvat 3 bloed met veel zuurstof?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Stroomt in bloedvat 4 bloed met veel koolstofdioxide?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Hoort bloedvat 1 bij de grote bloedsomloop?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Nu volgen meerkeuzen vragen

Slide 13 - Diapositive

De volgende 2 vragen gaan over dit plaatje

Slide 14 - Diapositive

Met welk nummer is een slagader aangegeven?
A
1
B
2
C
3

Slide 15 - Quiz

Met welk nummer is een ader aangegeven?
A
1
B
3
C
5

Slide 16 - Quiz

Van welk bloedvat is een lengtedoorsnede getekend?
A
Ader
B
Slagader
C
haarvat

Slide 17 - Quiz

Hoe noem je de kleinste en dunste bloedvaten in organen?
A
Ader
B
Slagader
C
Haartvat

Slide 18 - Quiz

Welke bloedvaten liggen diep in het lichaam?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat

Slide 19 - Quiz

Dit plaatje hoort bij de volgende vraag

Slide 20 - Diapositive

Welke bloedvaten horen de bij de kleine bloedsomloop?
A
2 en 3
B
3 en 4
C
2 en 5

Slide 21 - Quiz

Een hartinfarct ontstaat door verstopping van een bloedvat.
Welke letter geeft dit bloedvat aan?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 22 - Quiz

Wat is de functie van de nieren
A
afvalstoffen toevoegen aan het bloed
B
filteren van voedingsstoffen
C
afvalstoffen verwijderen uit het bloed
D
voedingsstoffen toevoegen aan je bloed

Slide 23 - Quiz

Waar gaat de urine heen nadat jouw nieren urine hebben gemaakt met de afvalstoffen?
A
via de urinebuis naar de blaas
B
via de urineleiders naar de blaas
C
via de blaas naar de urinebuis
D
via de urineleiders naar de urinebuis

Slide 24 - Quiz

NIER SLAG ADER
NIER ADER
Zuurstofrijk
Zuurstofarm
veel afvalstoffen
weinig afvalstoffen

Slide 25 - Question de remorquage

IMMUUN BETEKENT....
A
Dat je antistoffen hebt aangemaakt voor een ziekteverwekker
B
Dat je witte bloedcel de ziekteverwekker heeft opgeruimd.
C
Dat je een infectie hebt

Slide 26 - Quiz

Hoe houdt jouw lichaam ziekteverwekkers tegen?
A
via de huid
B
Via de slijmvliezen
C
via de maag (zuur)
D
Via medicatie

Slide 27 - Quiz

De poortader zit tussen de.... en de .....
A
Maag en Lever
B
Darmen en hart
C
Hart en maag
D
Darmen en lever

Slide 28 - Quiz