chapitre 1 - bron H

Le  verbe  avoir
C
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Le  verbe  avoir
C

Slide 1 - Diapositive

chapitre 1, grammaire H
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel avoir oefenen.


Slide 2 - Diapositive

grammaire H
Dit grammatica-onderdeel bestaat uit 2 delen. Het gaat namelijk om het onregelmatige werkwoord avoir (hebben).

Maar voor ik jullie aan kan leren wat een vorm van een werkwoord is, wil ik jullie eerst aanleren welke persoonlijke voornaamwoorden er in het Frans zijn.


Slide 3 - Diapositive

Grammaire H:
persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
ik  --->  je
jij --->  tu
hij ---> il
zij ---> elle
men ---> on
Meervoud
wij --> nous
u, jullie --> vous
zij (mannelijk meervoud) --> ils
zij (vrouwelijk meervoud) --> elles




Slide 4 - Diapositive

Grammaire H:
het werkwoord avoir
Het rijtje hieronder Neem je over in je aantekeningenschrift. Je moet dit werkwoord toe kunnen passen.
avoir = hebben
j'ai               = ik heb
tu as            = jij hebt
il/elle/on a    = hij/zij/men heeft/we hebben

nous avons    = wij hebben
vous avez      = u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   = zij hebben (meervoud)

Slide 5 - Diapositive

Grammaire H:
praktische tip?
Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke vorm je invult..
Daarom: een tip!

Bij 1 naam of een woord met le/la/l'/un/une: de il/elle/on-vorm


Bij 2 namen of een woord met les/des: de ils/elles-vorm

Slide 6 - Diapositive

Aujourd’hui:
1. Le verbe avoir
2. Corriger les devoirs
——————————
3. Faire les nouveaux devoirs

Slide 7 - Diapositive

Les 2 buts:
- Aan het einde van de les kan je de verschillende vormen van het werkwoord ‘avoir’ herkennen in een Franse zin

- Tevens kan je deze vormen benoemen en kan je vertellen welke je wanneer gebruikt (de stof toepassen)

Slide 8 - Diapositive

Van

           
   
     Wat betekent "avoir"?


Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

Slide 9 - Diapositive

We gebruiken het werkwoord "avoir" echt heel vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde werkwoorden volgens jou ?

1 Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 10 - Diapositive

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 14 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 15 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 16 - Quiz

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 17 - Quiz

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 18 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Lien

Les devoirs
- ex. 30a,b,d
- ex. 31c,d,e,f
- ex. 32 (hele zinnen schrijven)
- ex. 33 (hele zinnen schrijven)

Slide 21 - Diapositive

Au  revoir

Slide 22 - Diapositive